Luynes. Onder dezen naam vermelden wjj:
Charles d'AUret, hertog de Luynes, een gunsteling van den Franschen koning Lodewijk XIII. Hij werd geboren den 5den April 1578 te Pont-St.-Esprit in het departement Gard. Zijn geslacht was in 1415 uit Florence naar Frankrijk getrokken en heette eigenlijk Aïberti, maar verwierf door aankoop het buitengoed Luynes of Maillé in het voormalige Touraine, aan welks bezit de grafelijke titel verbonden was. Met zijn broeder zag hjj zich als page geplaatst aan het Hof van Hendrik IV, waar hjj opzien baarde door zjjn beval lig voorkomen. Als speelgenoot van den Dauphijn wist hjj diens gunst inzonderheid te winnen door kraajjen voor hem af te rigten, die evenals valken jagt maakten op mussehen. Toen Bodewijk den troon beklommen had, bleef Luynes in de nabijheid des Konings, omdat de Koningin-moeder en haar invloedrijke gunsteling, de Florentjjn Concini, hem niet voor gevaarlijk hielden.
Inmiddels ondermijnde Luynes uit eerzucht of welligt op aansporing van misnoegden beider gezag bij den Koning en bragt het zoo ver, dat Lodewijk besloot om zich tot eiken prjjs, des noods door moord, van Condni te ontdoen. Deze, tot maarschalk d’Ancre verheven, werd dan ook den 14den April 1617 bjj zjjne inhechtenisneming doodgeschoten, en Maria dei Medici achter het kerkerslot onmagtig gemaakt. Luynes ontving de goederen van den vermoorde en maakte zich meester van het roer van Staat. Weldra trad hij in het huweljjk met eene dochter van den hertog de Monthazon en zag zich benoemd tot hertog en pair van Frankrijk. Dit wekte den wrevel der aanzienlijken, en deze verbonden zich nu met de naar Angers gevlugte Koningin-moeder tot den val des gunstelings Intusschen wist Luynes dezen storm te doen bedaren en werd zelfs in 1621 in den veldtogt tegen de Protestanten connetable en vervolgens kanselier van Frankrijk. Bjj de belegering van Montauban kwam echter zijne onbekwaamheid op eene treurige wjjze aan den dag, en het was gelukkig dat hij reeds den I5den December 1621 overleed, vóórdat de Koning nog in de gelegenheid was, zijn heersch- en hebzuchtigen gunsteling aan de woede van den adel en het volk prijs te geven.
Honoré Théodoric Paul Joseph d'Alhret, hertog de Luynes, een afstammeling van den voorgaande. Deze verdienstelijke oudheidkenner, geboren te Parijs den 15den December 1802, was na de Februarjj-omwenteiing lid van de Constituante en vervolgens van het Wetgevend Lichaam, waar hij gewoonljjkmet de meerderheid stemde. Intusschen werd hjj meer bekend door zijne smaakvolle beoefening van kunst en wetenschap, alsmede door de wjjze, waarop hij zijn jaarljjksch inkomen van 172 millioen francs besteedde. Hjj legde zich namelijk toe op de meeste doode en levende talen, op de scheikunde en metallurgie, oefende zich in de schilderkunst en bestuurde de herstelling van zijne kasteelen. Hiertoe behoort vooral zjjn kasteel Dampierre, waar hjj kunstschatten en oudheden verzamelde. Hjj schreef: „Métaponte (1836)”, —, „Description de quelques vases peints (1840)”, — „Essai sur la numismatique des satrapies et de la Phénieie (1846, 2 dln)”. Zjjne keurige verzameling van oudheden schonk hjj in 1865 aan de Groote Bibliotheek te Parijs, gaf in zjjne laatste levensjaren de gedenkschriften in het licht van zijn voorzaat Charles de Luynes (1860—1865, 17 dln), begaf zich in het najaar van 1867 naar Rome om de gewonde Pauseljjke soldaten te helpen verplegen, en overleed aldaar den 17den December 1867. Na zijn dood verscheen nog: „Voyage d’exploration à la Mer Morte (1871—1875, dl 1 en 2)”.