Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Luyken

betekenis & definitie

Luyken (Jan), Luyeken of Luiken, een uitstekend Nederlandsch graveur en dichter, geboren te Amsterdam den 16April 1649, oefende zich reeds vroeg onder de leiding van Maarten Zaagmolen in de schilderkunst, doch zijne schilderijen zijn hoogst zeldzaam. Eerlang toch greep hij naar de graveernaald, en lmmerzeel getuigt van hem: „In de teek enen etskunst bereikte hjj eene hoogte en vermaardheid, die alleen het deel wordt van genieën , welke, evenals hij, een eigen oorspronkelijken weg bewandelen. Ontelbaar, letterljjk ontelbaar, mag men het getal platen heeten, dat hij naar zijne eigene teekeningen geëtst heeft. Want welk eene aanmerkelijke menigte men van deze verzameld hebbe, telkens komt ons weder een boekje in handen, dat ons nog onbekend was en waarin men één of meer prentjes van Luyken aantreft.” De kunstliefhebber Bagelaar, in 1837 overleden, had meer dan 4000 prenten van hem en van zjjn zoon opgespoord, en van der Keilen te Utrecht heeft er nog 500 bjjgevoegd, terwjjl eene derde verzameling bijeengebragt werd door Geisweit van der Netten.

In weerwil van dat groote aantal zijn de prenten van Luyken meestal met zorg bewerkt , en zjjne groote Bijbelprenten en vooral de „Plagen van Egypte’ rekent men tot de meesterstukken. Voor zijne oorspronkelijke teekeningen worden voorts hooge prijzen besteed. Zijn bevalligst dichtwerk is de: „Dnitsehe lier”, eene verzameling van minnedichten in den trant van Hooft en JoncJctijs. Wjj weten voorts weinig meer van hem, dan dat hjj zich in 1699 op de Bakkersloot buiten Haarlem vestigde en den April 1712 te Amsterdam overleed. Behalve de „Duitsche lier (1671 en later)” gaf hij in het licht: „Jezus en de ziel enz. (1678 en later, 3 dln)”, — „Spiegel van het menscheljjk bedrjjf (met zijn zoon Casparus, 2de druk 1719)”, — „Yoncken der liefde enz. (1687 en later)”, — „Beschouwing der wereld (met 100 platen, 1708 enz.)”,— „Deonwaardige wereld (met 50 platen, 1710 enz.)”, — „Het leerzaam huisraad, vertoond in 50 kunstige figuren enz. (1711 enz.)”, — „De bijkorf des gemoeds (1711 enz.)”, — „Des menschen begin, midden en eind (met 51 platen, 1712 enz.)”, — „Lof en oordeel van de werken der barmhartigheid (vóór 1704)”, — „Zedeljjke en stichtelijke gezangen (1709 enz.)”, — „Beginselen van Gods koningrijk in den mensch (1690 enz.)”, — „Uiterste wille eener moeder enz. (1767)”, — „De schriftuurlijke geschiedenissen en gelijkenissen van het O. en N. Verbond (1712, 2 dln)”, — „Schriftuurlijke geschiedenissen en gelijkenissen van het N. V., vertoonende 118 kunstige figuren enz. (1712)”, — „Geestelijke brieven aan verscheiden goede vrienden (1714 enz.)”,— „Verzameling van eenige geestelijke brieven (1741)”, — „Goddelijke liefdevlammen van een boetvaardige, geheiligde, liefhebbende en aan haar zelfs stervende ziele (1691)”, — en vermoedelijk nog meer. Wijders heeft hij voor eene groote menigte werken van zjjne tjjdgenooten platen geleverd, zooals 60 in een „Groote Bijbel”, bij Mortier, — 92 bij de „Tafereelen der Christenen” van P. Langendijk en C. Bruin, ja men begroot het aantal werken, waarin prenten van hem voorkomen op 250 of 260. Tot de voornaamste van deze behooren: „Groot Waereldtooneel (1701)”, — „Vervolg op Flavius Josephus” van Basnage (1762, 2 dln)”, — „Bloedig tooneel of martelaarsspiegel der Doopsgezinden” van van BragM (1685)”, — vele reisbeschrijvingen, — „De historie des O. en N. Testaments, verrijkt met meer dan 400 afbeeldingen (1700, 3 dln)”, — werken van Hooft, de Groot, Boxhorn, Montams, Pers, Bor, Buxtorf, Goodwin, Bunyan enz.

< >