Lukaszewitsj (Joseph van), een zeer verdienstelijk Poolsch geschiedschrijver, geboren in 1797 te Kromplewo, een dorp in de nabijheid van Posen, was de zoon van een grondbezitter. Het verlies van zjjn vaderlijk vermogen, hetwelk hem trof, toen hjj zich als leerling op het gymnasium te Posen bevond, belemmerde zijne wetenschappelijke opleiding, maar prikkelde hem tevens tot inspanning zflner krachten, om zich als schrijver en als mensch te onderscheiden. Nadat hij zijne studiën voleindigd en daarna eenigen tjjd de betrekking van huisonderwijzer waargenomen had, verkreeg hjj het ambt van bibliothecaris der boekerij van graaf RaczynsH in Posen en bleef tot 1852 als zoodanig werkzaam. Hier stonden kostelijke bronnen op het gebied der Vaderlandsche geschiedenis ter zijner beschikking.
Voorts was hij tegelijk gedurende eene reeks van jaren leeraar in de Poolsche taal aan het evangelisch gymnasium in Posen, stichtte er met den hoogleeraar PoplimH een Poolschen boekhandel en eene drukkerij > alsmede een letterkundig tijdschrift, en redigeerde voorts een ander tijdschrift voor het volk. Zflne grootere werken handelen over de beschavingsgeschiedenis van Polen. Het belangrijk tijdperk der Hervorming is tot nu toe door niemand zoo breed, met zoo groote geleerdheid en met zoo loffelijke onpartijdigheid in de Poolsche taal beschreven. De vrucht van deze studiën waren de volgende drie werken: „Histor. Nachricht über die Dissidenten in der Stadt Posen im 16 und 17 Jahrh., nach Jahren geordnet (1832)”, — — „Ueber die Kirchen der Böhmischen Brüder im ehemaligen Groszpolen (1835)”, — en „Die Geschichte der Kirchen des helvetischen Glaubensbekenntnisses in Litauen (1842, 2 dln)”. Daarop volgden: „Die Geschichte der Unterrichtsanstalten in Polen und Litauen (1849—1851, 4 dln)”, — „Geschichtlich-statist. Beschreibung der Stadt Posen in altern Zeiten (1838, 2 dln)”, — en „Geschichte aller Kirchen in der ehemaligen posenschen Diöcese (1858—1863)”. In 1852 vertrok hjj naar het dorp Targoszyce bjj Kobylin, om er familiegoederen te besturen, die onverwacht aan hem en zjjne bloedverwanten waren ten deel gevallen, en overleed aldaar den 134en Februarjj 1873.