Posen, eene Pruissische provincie (groothertogdom), na de opheffing van het groothertogdom Warschau uit het grootste gedeelte van het voormalig departement Posen en gedeelten der voormalige departementen Bromberg en Kalisch gevormd, grenst in het noorden aan West-Pruissen, in het oosten aan Polen, in het zuiden aan Silézië en in het westen aan Brandenburg, en heeft eene oppervlakte van 525,79 geogr. mijl. Deze provincie ligt op de Duitsche laagvlakte tusschen twee landruggen. Haar bodem bevindt zich gemiddeld 80—120 Ned. el boven de oppervlakte der zee, terwijl de Warthe er doorheenkronkelt door een breed dal, waarin het Obrabruch, 82 Ned. mijl lang en 8 Ned. mijl breed, na vroegere vruchtelooze pogingen in 1850—1860 drooggemaakt, eene aanmerkelijke laagte vormt. Voorts loopen door deze provincie de Obra en de Netze en men heeft er ook nog onderscheidene laagten.
Merkwaardig is vooral eene laagte, die in het noorden des lands ter breedte van 6—8 Ned. mijl van het oosten naar het westen voortschrijdt, waarlangs weleer de wateren van de Weichsel een weg naar het westen vonden, terwijl er zich tegenwoordig door het Bromberger kanaal eene verbinding tusschen de Netze en de Brahe (de Oder en de Weichsel) bevindt. De voornaamste rivieren des lands zijn de Warthe, de Netze en de Weichsel, welke laatste grensrivier is naar de zijde van West-Pruissen. De Netze vereenigt zich buiten de provincie met de Warthe, en laatstgenoemde twee ontvangen onderscheidene zijrivieren. Ook heeft men er een groot aantal meren. De gemiddelde jaarlijksche warmte bedraagt in de stad Posen nagenoeg 8° C.; de winter is er guur en de hoeveelheid regen zeer groot. Men heeft er 59,6% bouwland, 8,3% hooiland, 5,1% weiland, 21,8% bosch en 0,5% tuingrond. In het noorden en westen is de grond zandig, maar in het midden en vooral in het oosten heeft men kleigrond. Men verbouwt er: graan, peulvruchten, aardappelen, veel hop en in het zuidwestelijk gedeelte ook wijn.
Aanzienlijke bosschen, vooral naaldhout, vindt men er tusschen de Warthe en de Netze. In 1873 waren er 197000 paarden, 570000 runderen, 2629000 schapen, 310000 zwijnen en 48000 geiten. Er is eene paardenstoeterij te Zirke, en de rundveefokkerij is vooral in het zuidelijk gedeelte van groot belang. De grond levert er voorts: zout, gips, kalk, bruinkolen, grasijzererts, turf enz., en het aantal inwoners bedroeg in 1875 ruim 1606000, onder welke zich ruim 1 millioen R. Katholieken, half zooveel Protestanten en 62000 Israëlieten bevonden. Volgens de taal is de bevolking verdeeld in 725000 Duitschers en 880000 Polen. Landbouw is er de voornaamste bron van bestaan, en de gewone fabrieken vindt men slechts hier en daar in de steden.
De handel wordt er algemeen bevorderd door de rivieren, kunst- en spoorwegen. Men heeft er voorts: 13 gymnasia, 2 progymnasia, 4 reaalscholen, 6 kweekscholen voor onderwijzers enz. De provincie is verdeeld in de twee districten Posen en Bromberg; in elk van deze heeft men een Hof van appél en een aantal arrondissementsregtbanken. De Protestantsche Kerk heeft er een consistorium te Posen, en aan het hoofd van de zaken der R. Katholieke Kerk bevindt er zich de Bisschop van Gnesen en Posen. — Deze provincie behoorde weleer tot het koningrijk Polen. Bij de verdeeling van dit Rijk verviel zij aan Pruissen, en in 1807 werd zij aan het groothertogdom Warschau toegevoegd, totdat zij in 1815 tot Pruissen terugkeerde.
Posen, de hoofdstad van het evenzoo genoemde regéringsdistrict der Pruissische provincie van dien naam, is eene vesting van den eersten rang en ligt aan de Warthe en aan den mond der Zybina. Zij is de zetel van een opperpresident, van een aartsbisschop, van een Hof van appél, van een militair kommandement enz De eigenlijke stad (Altstadt) ligt op den linker oever der Warthe en de groote voorstad, door arme Polen bewoond, op den regter oever. Beide oevers zijn door 4 bruggen verbonden. Ten westen van de Altstadt breidt het nieuwste en fraaiste gedeelte van Posen, de Neustadt, zich uit. Van 1826 tot 1853 werd Posen in eene vesting van den eersten rang herschapen, en de stad is door hare ligging uit een krijgskundig oogpunt zeer merkwaardig, daar zij de wegen dekt naar Berlijn en Breslau en het vereenigingspunt vormt van 6 spoorwegen. Sedert 1876 is zij met een kring van buitenwerken voorzien. Men vindt er fraaije straten en pleinen, en tot de merkwaardigste gebouwen behooren er: het raadhuis met een hoogen toren en een rijk archief, — een prachtig paleis, met een gevel met 24 Corinthische zuilen van gegoten ijzer en met eene boekerij van 25000 deelen, door graaf Raczynski in 1832 aan de stad ten geschenke gegeven, — het paleis van het geslacht Dzialynski met eene groote verzameling van Poolsche oirkonden, — het aartsbisschoppelijk paleis, — de bazar, — de kavalleriekazerne, — een prachtig schoolgebouw, door den stedelijken raadsheer Berger gesticht, — het postkantoor, — het paleis van Justitie, — de oude schouwburg, — en het nieuwe hospitaal. Men vindt er 24 R. Katholieke en 4 Protestantsche kerken, waaronder er zijn met kostbare kunstwerken, — voorts een Protestantsch en een R. Katholiek gymnasium, een seminarium voor priesters, eene kweekschool voor onderwijzeressen, eene reaalschool, eene middelbare school, enz.. — alsmede onderscheidene hospitalen, weeshuizen, muséa enz.
De stad wordt van gefiltreerd rivierwater en daarenboven van bronwater voorzien. Het ontbreekt er wijders niet aan wandel- en uitspanningsplaatsen, en in 1825 was er eene bevolking van ruim 61000 zielen. Men heeft er talrijke fabrieken en een levendigen handel met de daarmede verknochte crediet- en wisselbanken, terwijl er onderscheidene markten worden gehouden en de talrijke spoorwegen het vervoer der goederen naar de Oostzeehavens enz. bevorderen. — Posen was eene der oudste en aanzienlijkste steden van het Poolsche Rijk en sedert 968 de zetel van een bisschop, — voorts tijdelijk de residentie der eerste koningen, bepaaldelijk van Boleslaus I. Gedurende de 16de eeuw, vooral onder de laatste Jagellonen, begonnen er handel en nijverheid te bloeijen. De welvaart was echter niet van langen duur. In 1571 vestigden zich de Jezuïeten te Posen en er ontstonden godsdiensttwisten, burgeroorlogen en velerlei ellenden, zoodat het aantal inwoners aanmerkelijk verminderde. Onder de Pruissische heerschappij werd zij eerst de tweede stad der provincie Zuid-Pruissen (1793—1806) en daarna de hoofdstad der provincie Posen. — Het voormalig bisdom Posen, in 958 door hertog Mieczyslaus I gesticht en eerst tot het aartsbisdom Magdeburg, maar later tot het aartsbischop Gnesen behoorend, werd vervolgens met Gnesen tot een aartsbisdom verheven. Sedert het afzetten van graaf Ledochowski in 1874 is er de aartsbisschoppelijke zetel vacant.