Lucehesini (Girolamo, marchese), een Pruissisch minister, afkomstig uit een aanzienlijk geslacht te Lucca, werd aldaar geboren in 1752. De abbé Fontana stelde hem voor aan Frederik II, koning van Pruissen, en deze benoemde hem tot zijn bibliothecaris en voorlezer met den titel van kamerheer. Op last van Friedrich Wilhelm II en van den Keurvorst van Mainz ging hjj in 1787 naar Rome, om de Pausehjke bekrachtiging te vragen op de keus van von Dalberg tot coadjutor, en vervolgens naar Warschau, waar hij in 1788 bij de zitting van den staatsraad groote bekwaamheid aan den dag legde, de partij der onafhankelyksvrienden tegen Rusland oprokkende en in Maart 1790 een verbond tusschen Pruissen en Polen tot stand bragt. In 1791 was hij als gevolmagtigd minister bij het Congrès te Reiehenbaeh, en in 1792 begaf hy zich wederom naar Warschau, waar hy zich liet overhalen, om het verbond te verbreken, hetwelk hij te voren onderteekend had.
In January 1793 benoemde de Koning hem tot gezant te Weenen, doch hy vergezelde den Vorst gedurende het grootste gedeelte van den toenmaligen veldtogt. In Maart 1797 werd hy uit Weenen teruggeroepen en in September 1802 als buitengewoon gezant naar Parijs gezonden, vanwaar hij vervolgens naar Bonaparte vertrok, die zich te Milaan bevond. Hij vergezelde den Koning totdat de slag bij Jena geleverd was, onderteekende daarop te Charlottenburg met Napoleon een wapenstilstand, dien de Koning echter niet goedkeurde, en nam om die reden zyn ontslag. Later werd hij kamerheer bij de zuster van Napoleon, de vorstin van Lucca, en overleed te Florence den 19den October 1825. Van zijne geschriften verdient het werk: „Sulle cause et gli etfetti della confederazione Renana etc.” eene loffelijke vermelding. — Zyn jongere broeder Cesare geboren den 2d<® Julij 1756 en overleden als staatsraad te Lucca den 17den Mei 1832, maakte zich als geleerde bekend door zijn boek: „Dell’ illustrazione delle lingue antiche e moderne e prineipalmenti dell’ Italiana, procurata nel seculo XVIII dagl’ Italiani (1819, 2 dln)”, door de voortzetting van het werk van Denina: „Della storia letteraria di Lucca”, •— en door de „Congietture intorno al primitivo alfabeto Greco (1829)”. Zijne „Opere edite ed inedite” zyn van 1832 tot 1834 in 22 deelen in het licht verschenen.