Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Frederik

betekenis & definitie

Frederik. Onder dezen naam vermelden wij:

Eenige Roomsch-Duitsche. Keizers, namelijk:

Frederik I Barbarossa (Roodbaard), tweeden keizer uit het huis der Hohenstaufen. Hij werd geboren in 1121 en was de zoon van hertog Frederik de Eenoogige van Zwaben. Hij volgde in 1147 dezen op in de hertogelijke waardigheid en in 1152 zijn oom Koenraad III in het keizerschap, poogde in 5 veldtogten (1154— 1174) het keizerlijk gezag in Italië te herstellen, verwoestte Milaan (1162), leed den 29sten Mei 1176 bij Legnano eene nederlaag, daar hij door Hendrik de Leeuw in den steek gelaten werd, maakte in 1183 te Constanz vrede met de steden van Lombardije, waarbij aan haar het regt van onderlinge verbindtenis en aan den Keizer het opperbewind toegekend werd, dwong in 1180 Hendrik de Leeuw tot onderwerping, beleende den pfalzgraaf Otto von Wittelsbach met Beijeren, deed in 1186 zijn zoon Hendrik in het huwelijk treden met Constantia, de erfdochter van den Normandischen Koning Roger van Apulië en Sicilië, ondernam in 1189 een Kruistogt, versloeg de Seldsjoeken bij Philomelium en Iconium (1190), en verdronk bij den overtogt over de rivier Calycadnus bij Seleucia in Syrië op den 10den Junij 1190. Hij wordt geroemd als een edel, dapper en standvastig vorst, die echter veelal door trotschheid en heerschzucht geprikkeld werd. Hij bezat eene middelmatige lengte, een wèl-gebouwd ligchaam, blond haar en een rooden baard, die hem zijn bijnaam bezorgde, — voorts een verwonderlijk geheugen en uitgebreide kennis. Met ijver bevorderde hij kunst en wetenschap en bragt gaarne hulde aan geleerde mannen, vooral aan geschiedschrijvers. Het volk, dat hem zeer toegenegen was, wilde nog jaren na zijn overlijden niets weten van zijn dood, maar verwachtte steeds, dat hij uit het Oosten zou terugkeeren. Die verwachting is later herschapen in de sage, dat de Keizer met geheel zijn Hof door tooverij gebannen is naar de onderaardsche gewelven van den burgt Kyffhäuser in den Beneden-Harz en eens zal terugkomen, om de gouden eeuw voor Duitschland te doen aanbreken.

Frederik II, een kleinzoon van den voorgaande en een zoon van keizer Hendrik VI en Constantia van Sicilië. Hij werd geboren den 26sten December 1194 te Jesi in de mark Ancona, bevond zich tot 1209 onder het voogdijschap van paus Innocentius III, aanvaardde toen het bewind over zijne erflanden (Sicilië), verscheen in 1212 in Duitschland en werd 3 jaar later te Aken als Keizer gekroond. Na dien tijd toefde hij nog eenmaal (1235—1237) in Duitschland, en bragt vervolgens door een verdrag met den Sultan Jerusalem en de heilige steden weder in de magt der Christenen. Paus Gregorius IX deed hem in den ban, en hij moest met dezen en diens opvolgers, Coelestinus IV en Innocentius IV, alsmede met de steden van Lombardije, een geweldigen oorlog voeren. Hij versloeg de Lombardijers bij Cortenuova (26 en 27 November 1237), veroverde Ravenna en rukte voorwaarts tot Rome. Een Concilie te Lyon verklaarde hem vervallen van den troon, en in Duitschland moest hij zich staande houden in den strijd met 2 tegenkeizers, Heinrich Raspe en Willem van Holland. Hij overleed te Fiorentino den 12den December 1250. Men beschrijft hem als een zeer beschaafd, maar hoogmoedig man, dien men veeleer als een Italiaan dan als een Duitscher kan beschouwen.

Frederik III de Schoone, een tegenkoning van Lodewijk de Beijer en een zoon van den Duitschen Koning Albrecht I. Hij werd geboren in 1286, zag zich in 1308 bekleed met de waardigheid van hertog van Oostenrijk, en ontving op eene ton nabij Bonn in het open veld de kroon, streed aanvankelijk voorspoedig tegen zijn mededinger, maar werd den 28sten September 1322 bij Mühldorf door hem geslagen en gevangen genomen. In 1325 uit zijne gevangenschap op den burgt Trausnitz ontslagen, onder voorwaarde dat hij Lodewijk als Keizer zou erkennen en dat hij hiertoe ook zijne bloedverwanten zou bewegen, keerde hij, toen dit laatste hem niet gelukte, vrijwillig in den kerker terug, waarna Lodewijk den vroegeren vriendschapsband met hem vernieuwde en hem aanbood, om gezamenlijk te regéren. Frederik overleed op den Guttenstein den 13den Januarij 1330.

Frederik IV, als Roomsch keizer Frederik III en als aartshertog van Oostenrijk Frederik V. Deze een, zoon van hertog Ernst de Ijzeren, geboren te Innsbrück den 21sten September 1415, kwam in 1435 aan het bewind in Stiermarken, Carinthië en Kram met zijn broeder Albrecht de Verkwister, zag zich in 1439 tot Keizer gekozen, en in 1442 te Aken gekroond. Hij was een traag en zwak vorst. Gedurende zijn beheer deden de Hongaren invallen in Oostenrijk (1445 en 1452), en viel het gezag over Milaan aan Sforza ten deel. Hij sloot in 1448 een concordaat met den Paus, waarbij al de besluiten van het Concilie te Basel, welke de magt van den Heiligen Stoel beperkten, nietig werden verklaard. Hij was een vriend van sterrewigchelarij, goudmakerij en kruidenkennis, en overleed te Linz den 19den Augustus 1493. Na hem is geen Duitsch Keizer weder te Rome gekroond.

Eenige Koningen van Denemarken (zie aldaar), te weten:

Frederik I, een zoon van Christiaan I. Hij werd geboren in 1471, zag zich in 1523 door de Deensche Standen tot Koning gekozen, poogde de welvaart des lands te verhoogen, begunstigde de Hervorming, en overleed in 1533.

Frederik II, een zoon van Christiaan III. Hij werd geboren in 1534, overwon de Dithmarschen, oorloogde zonder door hem gewenschte gevolgen tegen de Zweden, ondersteunde landbouw en handel, en overleed in 1588.

Frederik III, een zoon van Christiaan IV. Hij werd geboren den 18den Maart 1609, zag als jonger prins zich bekleed met de betrekking van bisschop van Verden en later met die van aartsbisschop van Bremen, aanvaardde na den dood van zijn ouderen broeder Christiaan (1647) het bewind over Sleeswijk-Holstein, beklom volgens de keuze van den Rijksdag te Kopenhagen in April 1648 den troon van Denemarken en Noorwegen, en overleed den 3den Februarij 1670.

Frederik IV, een zoon van Christiaan V. Hij werd geboren te Kopenhagen den llden October 1671, aanvaardde de regering den 25sten Augustus 1699, verbond zich met Augustus II van Polen en Peter I van Rusland tegen Karel XII van Zweden, moest zich bij den Vrede van Travendahl (18 Augustus 1700) uit dit bondgenootschap losmaken, vernieuwde het in 1709, verkreeg bij den Vrede van Friedrichsburg (3 Julij 1720) een gedeelte van Sleeswijk, hief de lijfeigenschap op, en overleed den 12den October 1730.

Frederik V, een zoon van Christiaan VI. Hij werd geboren den 31sten Maart 1723, aanvaardde het bewind in 1746, volgde bij zijn bestuur de landsvaderlijk-despotieke rigting, en overleed den 14den Januarij 1766.

Frederik VI, een zoon van Christiaan VII, Hij werd geboren te Kopenhagen den 28sten Januarij 1768, zag zich den 14den April 1784 benoemd tot mederegent zijns vaders, volgde hem op den 13den Maart 1808, en overleed den 3den December 1839.

Frederik VII, een zoon van Christiaan VIII. Hij werd geboren den 6den October 1808, tot lid van den Staatsraad en gouverneur van Funen benoemd in 1839, en tot den troon geroepen den 20sten Januarij 1848. Hij schonk aan zijn volk den 5den Junij 1849 eene vrijzinnige grondwet, en overleed den 15den November 1863. Met hem is de oudere lijn van het Oldenburgsche koningshuis uitgestorven.

Twee Keurvorsten van Brandenburg, namelijk: _ Frederik I, een zoon van Frederik van Hohenzollern, burggraaf van Nürnberg. Hij werd geboren in 1372, volgde in 1389 zijn vader op als bestuurder der Frankische bezittingen, ontving in 1440 voor gedane diensten de mark Brandenburg in leen van Keizer Sigismund, benevens de erfelijke keurvorstelijke waardigheid, en overleed te Kadolzburg den 20sten September 1440.

Frederik Willem, den Grooten Keurvorst. Hij was de zoon van keurvorst George Willem en werd geboren den 6den Februarij 1620 te Köln (Berlijn) aan de Spree, studeerde in 1634 te Leiden, aanvaardde den lsten December 1640 het bewind, en verlangde na den Munsterschen Vrede eene vermeerdering van bevolking door den toevoer van Hollandsche landverhuizers. Eerst streed hij (1655), verbonden met Zweden, tegen Polen, — en daarna, verbonden met Polen, Denemarken en Holland, tegen Zweden, en verkreeg bij den Vrede van Oliva de bekrachtiging der souvereiniteit van het hertogdom Pruissen. Toen Lodewijk XIV in 1672 de Nederlanders bedreigde, sloot hij een verbond met deze laatste, waarna de Franschen een inval deden in Westfalen, zoodat hij zich genoodzaakt zag, het verdrag van Vossem te sluiten (16 Julij 1673), waarna hij zich aan gemeld bondgenootschap onttrok. Toen in 1674 aan Frankrijk de Rijks-oorlog verklaard werd, streed hij in den Elzas, en keerde daarna de wapenen tegen de Zweden, die op aanhitsing van Lodewijk XIV een inval deden in de Mark.

Hij versloeg hen bij Fehrbellin (18 Junij 1675) en veroverde Zweedsch-Pommeren, maar gaf het terug bij den Vrede van St. Germainen-Laye (29 Junij 1679). Om zich tegen de aanspraken van Lodewijk XIV op zijne bezittingen in de Pfalz te verzetten, vernieuwde hij in 1685 zijn verbond met Holland en met den Keizer, ondersteunde dezen in den oorlog tegen de Turken met 8000 man hulptroepen, en overleed den 29sten April 1688. Hij was de grondlegger der grootheid van Pruissen, onderscheidde zich door matigheid, opgeruimdheid , vroomheid en verdraagzaamheid, en heeft niet alleen zijn grondgebied aanmerkelijk uitgebreid , maar ook de welvaart der ingezetenen met kracht bevorderd. Het standbeeld, in 1700 ter zijner eer te Berlijn verrezen, is gemodelleerd door Schlüter en gegoten door Johann Jacobi.

Eenige Koningen van Pruissen (zie aldaar), namelijk:

Frederik 1, als keurvorst van Brandenburg en souverein hertog van Pruissen Frederik III. Hij was een zoon van den Grooten Keurvorst en werd geboren den 22sten Julij 1657. Volgens het testament zijns vaders moest hij zich met het Keurvorstendom vergenoegen en de andere landen overlaten aan zijne broeders, maar hij verklaarde dat stuk als niet van kracht en aanvaardde in 1688 het bewind over al de gewesten. Hij ondersteunde den prins van Oranje bij diens expeditie naar Engeland, voegde in 1680 bij het rijksleger 20000 man, om tegen Frankrijk op te trekken, en stond den Keizer in Hongarije tegen de Turken bij met 6000 man. Door aankoop verwierf hij Quedlinburg en Nordhausen, alsmede het graafschap Tecklenburg, — door erfopvolging Neufchâtel en Valengin, benevens de graafschappen Meurs en Lingen, en nam Gelder in bezit. Nadat hem den 16den November 1700 te Weenen door een Keizerlijk tractaat de koninklijke titel was toegewezen, zette hij zich den 18den Januarij 1701 te Königsberg de koningskroon op het hoofd, stichtte de orde van den Zwarten Adelaar, ondersteunde den Keizer in den Spaanschen Successie-oorlog met 20000 man, en overleed den 25sten Februarij 1713. Hij was een goedhartig en vaderlandlievend vorst, die door de stichting der universiteit te Halle, der Académie van Wetenschappen en der Académie van Beeldhouw- en Schilderkunst te Berlijn, door het bouwen van den Charlottenburg, door het verfraaijen der hoofdstad en door het welwillend ontvangen van geleerde mannen, die elders door onverdraagzaamheid vervolgd werden, veel goeds heeft tot stand gebragt. Daarentegen waren neiging tot weelde, verkwistende mildheid jegens gunstelingen, ondankbaarheid jegens verdienstelijke mannen en het bezwaren zijner onderdanen met drukkende lasten de schaduwzijden van zijn bestuur.

Frederik Willem I, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 2den Augustus 1688, beklom den troon in 1713, verkreeg in dat jaar Luxemburg, verbond zich in 1715 met Rusland, Keur-Saksen en Denemarken tegen Zweden, veroverde Rügen en Straalsund, en verwierf bij den Vrede van Stokholm (1 Februarij 1720) Vóór-Pommeren tot aan de Peene tegen betaling van 2 millioen Thaler aan Zweden. In 1725 verbond hij zich met Engeland en Holland tegen Oostenrijk, — daarna te Wusterhausen (12 October 1726) met Oostenrijk en leverde daarbij (1733—1735) 10000 man hulptroepen in den Poolschen Successie-oorlog. Hij overleed den 31sten Mei 1740. Deze Vorst vermeerderde de krijgsmagt tot 70000 man, bevorderde handel, nijverheid en landbouw, deed door een spaarzaam beheer den rijkdom der schatkist aanmerkelijk toenemen, veranderde het lijfeigenschap in „Erbunterthanigkeit” en was een groot vijand van Fransche zeden en gewoonten.

Zijne opvliegendheid verleidde hem vaak tot willekeurmaar hij gaf tevens vele blijken van zijn eerbied voor het regt. In zijn hart was hij een republikein, en meermalen opperde hij het voornemen, om zijne dagen ambteloos en onafhankelijk in de Republiek der Vereenigde Nederlanden te gaan slijten. Voorts had hij een afkeer van de kronkelwegen der diplomatie en was gestreng regtzinnig in zijn kerkelijk geloof. Bekend is in de eerste plaats zijne liefhebberij in het aanwerven van de langste mannen tot soldaten zijner lijfwacht, — en in de tweede plaats zijn tabakscollegie, dat hij gewoonlijk van ’s avonds 5 uur tot middernacht hield, en waaraan allerlei personen konden deelnemen, zoo zij slechts in staat waren, om de gezelligheid te bevorderen.

Frederik II de Eenige, ook niet zelden de Groote geheeten, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 24sten Januarij 1712 en ontving eene liefdelooze, militaire opvoeding, die den Prins zeer tegen de borst stuitte, terwijl hij groote neiging openbaarde voor de dichtkunst en de muziek. Om aan den dwang en de mishandelingen van zijn vader te ontkomen, besloot hij de wijk te nemen naar George II, koning van Engeland, zijn oom van moederszijde. Alleen zijne zuster Frederike en zijne vertrouwde vrienden, de luitenants von Katt en von Keith, waren met dat voornemen bekend, hetwelk hij ten uitvoer wilde brengen gedurende een togt met zijn vader naar Wesel. Door onvoorzigtigheid verried von Keith het plan. De Prins werd in hechtenis genomen en door zijn vader geweldig mishandeld, — ja, deze zou hem welligt doodgeslagen hebben, indien de generaal von Mosel niet tusschen beide gekomen ware. Daarna bragt men den Prins te Küstrin in de gevangenis. Keith, die zich te Wesel bevond, werd nog tijdig genoeg gewaarschuwd, om eerst naar de Nederlanden en vervolgens naar Engeland te ontsnappen, vanwaar hij na de troonsbeklimming van Frederik 1 naar Berlijn terugkeerde, waar hij tot kolonel, stalmeester en curator der Académie van Wetenschappen benoemd werd.

Minder goed liep het af met luitenant Katt. Men nam hem den 15den Augustus 1730 gevangen en bragt hem bij den Koning, die hem op schoppen, stok- en vuistslagen onthaalde, waarna men hem naar Küstrin bragt en voor de oogen van Frederik, die er naar zien moest, het door den krijgsraad uitgesproken doodvonnis deed ondergaan. Nu wilde de Koning Frederik berooven van het erfregt op den troon en hem daarentegen vrijheid vergunnen, om naar hartelust te gaan reizen, doch de Kroonprins wees dit voorstel van de hand, en betuigde, dat hij er dan alleen genoegen in zou nemen, wanneer zijn vader verklaarde, dat hij zijn eigen zoon niet was. Dit was den dwingeland, bij wien de hoop der zaligheid berustte op zijne ongeschonden huwelijkstrouw, toch te erg, zoodat hij dat aanzoek niet hernieuwde. Intusschen werd zijn zoon naauwkeurig bewaakt en hij herhaling voor den krijgsraad geroepen, zoodat zijn leven aan eene zijden draad hing, hetwelk echter door tusschenkomst van vreemde vorsten en van bloedverwanten behouden bleef.

De Prins ontving op zijn verzoek om vergiffenis een gunstig antwoord, maar moest nu een ondergeschikt staatsambt waarnemen en mogt eerst bij het huwelijk van zijne zuster Frederike met den erfprins Frederik von Baireuth weder aan het Hof verschijnen. Daarna moest hij, op bevel van zijn vader, in 1733 tegen zijn zin in het huwelijk treden met prinses Elizabeth Christine, eene dochter van hertog Ferdinand Albrecht von Braunschweig-Bevern, die wel de achting van Frederik genoot, maar hare dagen gedeeltelijk op het buitenverblijf Schönhansen, gedeeltelijk op het koninklijk kasteel te Berlijn van hem gescheiden doorbragt, totdat zij in 1797 overleed. De Koning schonk hem voorts het graafschap Ruppin en in 1734 de stad Rheinsberg, waar hij tot aan den dood zijns vaders zich wijdde aan de wetenschap en schoone kunsten. Geleerden, toonkunstenaars en schilders verzamelde hij er tot een uitgezochten kring, en onderscheidene geschriften, zooals „Das Europäische Statensystem” en zijne „Anti-Macchiavel ou essai critique sur ie prince Macchiavel (’s Hage, 1740)” werden er door hem opgesteld. Ook hield hij briefwisseling met Voltaire.

Den 31sten Mei 1740 beklom hij den troon, en het uitsterven van de mannelijke lijn van het Huis van Habsburg gaf hem aanleiding — in weerwil van de bezworene Pragmatieke Sanctie — om de regten van het Brandenburgsche huis te doen gelden op de Silezische vorstendommen Jägerndorf, Liegnitz, Brieg en Wohlau. Toen Maria Theresia daarvan niet wilde hooren, veroverde hij van December 1740 tot Januarij 1741 geheel Silezië, waarna hij door den Vrede van Breslau (11 Junij 1742) en dien van Dresden (25 December 1745) in het bezit van dat gewest bevestigd werd. Een aanval van Oostenrijk, Rusland en Saksen, die zich in het geheim tegen hem verbonden hadden, voorkwam hij door zelf Saksen aan te tasten (24 Augustus 1756), en in den Zevenjarigen Oorlog behield hij zijn grondgebied, waarna hij zich met ijver wijdde aan de bevordering der binnenlandsche welvaart. Bij de eerste verdeeling van Polen (1772) verkreeg hij Poolsch-Pruissen en Groot Polen tot aan de Netze met uitzondering van Dantzig en Thom. Om voorts het bezetten van een groot deel van Beijeren door Oostenrijk te verhinderen, deed hij in Julij 1778 twee legers oprukken naar Bohemen en redde door den Vrede van Teschen (13 Mei 1779) de zelfstandigheid van Beijeren, terwijl hij tevens met goed gevolg zijne regten op de Frankische vorstendommen Ansbach en Baireuth handhaafde. In 1780 verkreeg hij door het uitsterven van het Huis van Mansfeld het Maagdenburgsche gedeelte van dit graafschap, en hij beveiligde door den Duitschen Vorstenbond de Duitsche rijkswet tegen alle willekeur. Hij overleed te Sanssouci den 17den Augustus 1786, zijn opvolger uitgebreider heerschappij, dan hij ontvangen had, een schat van 70 millioen thaler, een leger van 200000 man en een welvarend rijk achterlatend.

Hij was de grootste vorst, veldheer en staatsman van zijn tijd; hij bezat de loffelijke eigenschappen van zijn vader zonder met diens gebreken besmet te wezen, handhaafde de eer van Duitschland tegen Frankrijks verderfelijke plannen en herschiep het betrekkelijk kleine Pruissen in een magtigen Staat, die een belangrijk gewigt legde in de schaal der Europésche aangelegenheden. Tot de schaduwzijde van zijn karakter rekent men zijne geringschatting van de menschen in het algemeen en vooral van de Duitsche kunst en letterkunde, terwijl hij met die van Frankrijk ongemeen was ingenomen, — alsmede zijne meening, dat de voornaamste kracht van den Staat gelegen was in eene wèlvoorziene schatkist en in een groot leger. Niettemin beschouwde hij zich zelven als den eersten dienaar van den Staat en kende hij geen hoogeren pligt dan als Koning te denken, te leven en te sterven, of gelijk hij zegt in een brief aan Voltaire: „Pour moi, menacé du naufrage, Je dois en affrontant l’orage: Penser, vivre et mourir en roi”. Was zijn vader kerkelijk-regtzinnig, hij daarentegen was afkeerig van alle godsdienstvormen. Zijne nagelatene werken in proza handelen hoofdzakelijk over geschiedenis, staatswetenschap, krijgskunst, wijsbegeerte en letterkunde. Van zijne verzamelde werken is in 1846—1857 eene prachtuitgave verschenen in 31 deelen.

Frederik Willem II, een neef van den voorgaande en een zoon van prins August Wilhelm (♱ 1758). Hij werd geboren den 25sten Maart 1744, beklom in 1786 den troon en zond in 1787 een leger onder bevel van hertog Karel Willem Ferdinand van Brunswick naar Holland, waar de partij der Patriotten zijne zuster, de gemalin van den stadhouder Willem V, beleedigd had. Zonder tegenstand te ontmoeten trokken de Pruissen naar Amsterdam en herstelden de voormalige orde van zaken. Den 5den April 1788 sloot hij te ’s Hage een defensief verbond met Engeland en de Nederlanden, terwijl hij in 1790 aan de Porte het bezit harer landen waarborgde. Hierdoor prikkelde hij Oostenrijk tot den oorlog, doch de uitbarsting van dezen werd verhinderd door den Vrede van Reichenbach (27 Julij 1790). Voorts verbond hij zich in Augustus 1791 te Pillnitz en den 7den Februarij 1792 te Berlijn met Keizer Leopold II tot bestrijding van de Fransche revolutie, deed een leger van 50000 man onder het bevel van den hertog van Brunswijk over de grenzen van Frankrijk rukken, maar sloot met de Fransche Republiek den afzonderlijken Vrede van Basel (5 Augustus 1795).

Hoogst onedel was zijn gedrag jegens Polen, daar hij eerst de zelfstandigheid van dit rijk erkend en zijne grondwet goedgekeurd, ja, 44000 man hulptroepen beloofd had voor het geval, dat eene vreemde mogendheid zich met de binnenlandsche aangelegenheden van Polen zou willen bemoeijen, terwijl hij, toen dit van de zijde van Catharina II van Rusland geschiedde, desgelijks op Poolsch grondgebied trok en hiervan niet minder dan 1100 geogr. mijl aan Pruissen toevoegde. Na deze tweede verdeeling van Polen gaf in 1794 een opstand in Polen onder Kosciusco en Madalinski aanleiding tot eene derde verdeeling van dat ongelukkige rijk, waardoor aan Pruissen al weder eene uitgebreidheid van bijna 1000 geogr. mijl ten deel viel. Frederik Willem II overleed den 16den November 1797. In plaats van een batig saldo van 70 millioen thaler, zooals zijn voorganger, liet hij eene schuld na van 22 millioen. Wèl had hij zich beijverd, handel en nijverheid te bevorderen en het „Preuszische Landrecht” ingevoerd, door Frederik de Groote voorbereid, maar hij miste den ruimen blik van dezen en nam vele reactionaire maatregelen, zooals de censuur der drukpers, het besluit omtrent de geestelijken, die met afzetting bedreigd werden, wanneer zij afweken van de regtzinnige kerkleer, enz. Eindelijk deed ook de verdorvenheid van zijn Hof hem aanmerkelijk dalen in de volksgunst.

Frederik Willem III, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 3den Augustus 1770, trad den 24sten December 1793 in het huwelijk met Louise van Mecklenburg-Strelitz, aanvaardde de regéring in 1797, voegde zich den 3den November 1805 voorwaardelijk en in het geheim bij de coalitie tegen Frankrijk, maar sloot reeds den 15den December daaraanvolgenden te Weenen eene voorloopige overeenkomst met genoemd rijk, waarbij hij Anspach aan Beijeren, Cleef en Neufchatel aan Frankrijk afstond, en daarvoor geheel Hannover ontving. Toen Pruissen den lsten April 1806 dit land bezette, ontving het eene oorlogsverklaring van Engeland, welke echter weer ingetrokken werd. De stichting van den RijnBond, waaraan Pruissen door het oprigten van een Noord-Duitschen Bond een tegenwigt wilde geven, de teruggave van Hannover aan Engeland en het voortdurend vertoef van Fransche soldaten in Duitschland, deden een oorlog met Frankrijk ontstaan. De veldslagen bij Jena en bij Auerstadt gaven aan de Franschen de heerschappij in handen, en de Vrede van Tilsit (9 Julij 1807) kwam den Koning op de helft van zijn grondgebied te staan. Toen hij tegen het einde van 1809 te Berlijn terugkeerde, zocht hij den geheelen Staat te hervormen ouder de medewerking van Stein en later van Hardenberg.

Door den nood gedwongen, sloot hij den 24sten Februarij 1812 een of- en defensief verbond met Napoleon en stond hem bij met 30000 man in den oorlog tegen Rusland. Eene overeenkomst, door York, den bevelhebber dezer manschappen, den 30sten December 1812 op eigen gezag met den Russischen gereraal Diebitsj gesloten, redde dat korps van een dreigenden ondergang, daar het nu als onzijdig werd beschouwd. De Koning was eerst genoodzaakt, dien maatregel af te keuren, doch verklaarde later, toen hij zijn zetel naar Breslau verlegd had (Januarij 1813), dat hij zijn zegel hechtte aan dat vaderlandlievend bedrijf. Daarop volgde den 3den en 9den Februarij en den 17den Maart eene oproeping des volks, een of- en defensief verbond met Rusland, eene oorlogsverklaring aan Frankrijk en de strijd voor de onafhankelijkheid (zie onder Pruissen). Hij overleed den 7den Junij 1840. — Na den dood zijner gemalin (19 Julij 1810) had hij een morganatisch huwelijk aangegaan met gravin Auguste von Harrach (vorstin von Liegnitz).

Frederik Willem IV, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 15den October 1795, nam deel aan de veldtogten van 1813 en 1815, trad in 1823 in het huwelijk met Elizabeth van Beijeren, welke hem geene kinderen schonk, verleende na zijne troonsbeklimming (1840) eene algemeene amnestie voor staatkundige overtredingen, maakte een einde aan den strijd met den Heiligen Stoel, lokte geleerde mannen, zooals Schelling, Rückert, Tieck, Cornelius enz., naar Berlijn, verschafte aan de drukpers meer vrijheid, riep in 1842 de Gedeputeerde Staten der Provinciale Landdagen naar de hoofdstad, om gezamenlijk te beraadslagen, maar wekte door zijne ingenomenheid met den „Christelijk-Germaanschen Staat” veel wantrouwen. Allengs krachtiger openbaarde zich het verlangen naar eene grondwet, en de opening van den Landdag, door de verordening van 3 Februarij 1847 zamengeroepen, was onvoldoende, om het te bevredigen. De volksbeweging van Maart 1848 dwong echter den Koning te geven, wat hij geweigerd had vrijwillig te verleenen. De censuur der drukpers werd opgeheven. De woelingen te Berlijn ontaardden in straatgevechten, waarna de Koning rondreed met de Duitsche vaan (zwart-rood-goud) en het denkbeeld goedkeurde, dat Pruissen zich moest oplossen in Duitschland.

Den 28sten Maart 1849 werd hij door de meerderheid der Nationale Vergadering te Frankfort aan de Main tot Duitsch Keizer verkozen, doch hij wees die waardigheid van de hand (zie voorts onder Duitschland en Pruissen). Bij herhaling werd zijn leven door een moordaanleg bedreigd, den 26sten Julij 1844 door Tschech en den 22sten Mei 1850 door Sefeloge. Toen hij voorts in 1857 in Bohemen eene badplaats en daarna by drukkende hitte het Hof te Weenen bezocht had, werd hij op het kasteel Pillnitz bij Dresden door een aanval van beroerte getroffen. Hierdoor hadden zijne geestvermogens zóó geleden, dat hij den 23sten October van dat jaar zyn broeder Willem, den tegenwoordigen Koning, met het regéringsbeleid belastte. Hij overleed den 2den January 1861.

Keurvorsten en Koningen van Saksen, namelijk:

Frederik I de Strijdbare, een zoon van den markgraaf Frederik de Gestrenge van Meissen. Hij werd geboren te Altenburg den 29sten Maart 1369, bragt den 13den November 1382 te Chemnitz met zijne broeders eene verdeeling tot stand, waardoor hij het Osterland, de mark Landsberg, een gedeelte van Voigtland en de voogdijschap Coburg verkreeg. Zijn bijstand in den Hussieten-oorlog was voor keizer Sigismund van zóó veel belang, dat deze hem met de keurvorstelijke waardigheid en met het hertogdom Saksen beloonde. Een lichtpunt in de geschiedenis van zijn bestuur is de stichting der universiteit te Leipzig in 1409. In 1425 leed hij bij Brüx en in 1426 bij Aussig de nederlaag tegen de Hussieten, en men meent, dat verdriet over deze rampen zijn dood bespoedigden, die op den 4den Januarij 1428 voorviel.

Frederik II de Zachtmoedige, een zoon van den voorgaande en den stamvader der Ernestijnsche en Albertijnsche lijnen. Hij werd geboren den 24sten Augustus 1411, aanvaardde in 1428 het bewind, en geraakte na het kinderloos overlijden van Frederik de Vreedzame over de verdeeling van diens nalatenschap in oorlog met zijn broeder Wilhelm (1445), en deze strijd eindigde eerst op bevel des Keizers na verloop van 6 jaar. Hij overleed den 7den September 1464.

Frederik III de Wijze, een zoon van keurvorst Ernsi. Hij werd geboren te Torgau den 17den Januarij 1463, en ontving in 1486 de keurvorstelijke waardigheid, terwijl hij de overige landen gemeenschappelijk bestuurde met zijn broeder Jan. Hij was een voorstander der wetenschappen, stichtte de universiteit te Wittenberg, en beschermde Luther, zonder diens leer te omhelzen. Tot 3-maal toe was hij vicaris des Rijks, maar wees de keizerskroon van de hand, hoewel zij hem na den dood van Maximiliaan I werd aangeboden. Hij overleed den 5den Mei 1525.

Frederik August I de Regtvaardige, Koning van Saksen. Hij werd geboren te Dresden, den 23sten December 1750, was een zoon van keurvorst Frederik Christiaan, volgde dezen op onder voogdijschap van zijn oom, prins Claverius, op den 17den December 1763, nam den 15den September 1768 zelf de teugels van het bewind in handen, schaarde zich in den Beijerschen Successie-oorlog aan de zijde van Frederik de Groote, wees in 1791 de kroon van Polen van de hand, nam in 1793 en vervolgens deel aan den oorlog van Duitschland tegen Frankrijk, en onderteekende het verdrag van wapenstilstand en onzijdigheid tusschen Opper-Saksen en Frankrijk. Wèl verbond hij zich in 1806 met Pruissen en Frankrijk, maar sloot den llden December van dat jaar te Posen vrede met Napoleon, verkreeg den titel van koning, voegde zich bij den Rijn-Bond en verwierf bij den Vrede van Tilsit (1807) het hertogdom Warschau. Als trouwe bondgenoot van Napoleon werd hij na den volkerenslag bij Leipzig de gevangene van keizer Alexander van Rusland en hield te Presburg zijn verblijf. Door een besluit van het Congres te Weenen moest hij de helft van zijn grondgebied aan Pruissen afstaan. Vervolgens keerde hij den 7den Junij 1815 terug naar zijne hoofdstad, en overleed den 5den Mei 1827.

Frederik August II, Koning van Saksen, een zoon van prins Maximiliaan (een broeder van den voorgaande). Hij werd geboren den 18den Mei 1797, zag zich den 30sten September 1830 benoemd tot mederegent van Koning Anton, bragt met de Standen des Lands eene constitutie in gereedheid, en hervormde de regtspleging en het binnenlandsch bestuur. Toen hij den troon beklommen had (6 Junij 1836), volgde hij eene gematigd vrijzinnige rigting, maar kon hierdoor den storm van 1848 niet afwenden van Saksen. Nadat in Mei de opstand beteugeld was, volgde in 1849 eene geweldige reactie. Hij was gehuwd (1819) met de aartshertogin Carolina van Oostenrijk (♱ 22 Mei 1832) en vervolgens (1833) met Maria van Beijeren, en overleed den 9den Augustus 1854 te Brennbühl in Tyrol tengevolge van het omvallen van een wagen.

Een Koning van Zweden, namelijk:

Frederik, een zoon van den landgraaf Karel van Hessen. Hij werd geboren te Cassel in 1676, trad in 1715 in het huwelijk met Ulrika Eleonora, eene dochter van Koning Karel XI van Zweden, begaf zich als generalissimus in Zweedsche dienst, en zag zich den 26sten Maart 1720, met goedkeuring der Standen tot koning van Zweden benoemd. Hij werd in 1730 tevens landgraaf van Hessen-Cassel, verloor in een oorlog tegen Rusland een gedeelte van Finland, en overleed den 5den April 1751.

Een Koning van Würtemberg, te weten:

Frederik I Willem Karel, een zoon van hertog Frederik Eugenius van Würtemberg. Geboren den 6den November 1754, werd hij in 1787 luitenant-generaal in Russische dienst, beklom den 23sten December 1797 den hertogelijken troon, werd in 1803 keurvorst, verkreeg schadeloosstelling voor het verlies van land aan den linker-oever van den Rijn, voorts door den Vrede van Preszburg nog meer grondgebied, bekleedde zich den lsten Januarij 1806 met de koninklijke waardigheid, vernietigde de constitutie en regeerde als absoluut monarch. Door zich aan de zijde van Napoleon te scharen verwierf hij voor zijne heerschappij eene uitgestrektheid van 368 geogr. mijl met bijna 1½ millioen inwoners. Eerst na den volkerenslag bij Leipzig voegde hij zich bij de Verbondene Mogendheden, zag zich door het verdrag van Fulda (6 November 1813) in het onafhankelijk bezit zijner landen gehandhaafd, en trad den lsten September 1815 toe tot den Duitschen Bond. Eene grondwet, die hij vervolgens aan zijne onderdanen wilde schenken, werd door de Standen verworpen. Hij overleed den 30sten October 1816.

Een Groothertog van Baden, te weten:

Frederik I Willem Lodewijk, tweeden zoon van groothertog Leopold uit zijn eerste huwelijk met de Zweedsche prinses Sophie. Hij werd geboren den 9den September 1826, en toen krankzinnigheid zijn ouderen broeder Lodewijk (♰ 22 Januarij 1852) ongeschikt maakte voor de regéring, werd hij in diens plaats tot kroonprins benoemd. Hij werd opvolger zijns vaders den 24sten April 1852, eerst als prins-regent, den 6den September 1856 als groothertog, hief den staat van beleg op, deed de constitutie weder in volle werking treden, en benoemde in Maart 1860 uit de leden der vrijzinnige oppositie een nieuw kabinet. Daarna heeft hij met ijver gewerkt aan de hervorming van het binnenlandsch bestuur. Den 20sten September is hij in het huwelijk getreden met Louise van Pruissen, eene dochter van den tegenwoordigen Keizer van Duitschland.

Een Hertog van Brunswijk, namelijk:

Frederik Willem, den jongsten zoon van hertog Karel Willem Ferdinand. liij werd geboren den 9den October 1771, streed in 1792 en later in Pruissische dienst tegen Frankrijk, onder anderen in 1806 bij Auerstadt, en geraakte met het korps van Blücher bij Lübeck in krijgsgevangenschap. Nadat hij in 1805 het vorstendom Oels geërfd had, werd hij den lOden November 1806 de opvolger van z|jn vader als hertog van Brunswijk. Doch Napoleon verklaarde hem vervallen van het bewind, waarna Frederik bij het uitbarsten van den oorlog van 1809 een vrijkorps wierf in Bohemen, na den wapenstilstand van Znaim (12 Julij 1809) zich daarmede een weg baande naar de Noordzee en de wijk nam naar Engeland. Hij keerde echter den 21sten December 1813 naar Brunswijk terug, en sneuvelde bij Quatre Bras den 16den Junij 1815.

Landgraven en Keurvorsten van Hessen, — deze zijn:

Frederik II, landgraaf van Hessen, een zoon van landgraaf Willem VIII. Hij werd geboren den 14den Augustus 1720, omhelsde als kroonprins de R. Katholieke godsdienst, aanvaardde het bewind in 1760, en overleed den 31sten October 1785. Hij leverde aan Groot-Brittanje 17000 Hessische soldaten tegen betaling van 22 millioen thaler, besteedde aanzienlijke sommen aan de verfraaijing van Cassel en stichtte het Muséum Fredericianum.

Frederik Willem I, keurvorst van Hessen. Deze, geboren den 20sten Augustus 1802 en een zoon van keurvorst Willem II, zag zich den 30sten September 1831 benoemd tot mederegent, was sedert dien tijd de eigenlijke bestuurder des lands, aanvaardde den 20sten November als opvolger zijns vaders het bewind, verleende, na langdurig gehaspel met de Vertegenwoordiging, den 13den April 1852 eene nieuwe grondwet, maar moest volgens een Bondsbesluit van 24 Mei 1862 de constitutie van 1831 herstellen. In den oorlog van 1866 verloor hij zijn grondgebied, hetwelk door Pruissen werd geannexeerd. Hij werd als gevangene eerst naar Minden en toen naar Stettin gebragt, en houdt thans zijn verblijf op het kasteel Hortzowitz in Bohemen. Sedert 1831 is hij in morganatischen echt verbonden met Gertrude, de gescheidene echtgenoote van den Pruissischen luitenant Lehmann. Zij verkreeg den titel van gravin von Schaumberg en werd later tot gravin von Hanem verheven.

Groothertogen van Mecklenburg, namelijk:

Frederik Frans II, groothertog van-Mecklenburg-Schwerin. Deze, een zoon van groothertog Paul Frederik en van prinses Alexandrine van Pruissen, werd geboren den 28sten Februarij 1823, aanvaardde het bewind den 7den Maart 1842, beloofde in 1848 en 1849 eene herziening der grondwet, die weldra werd uitgevoerd, maar bragt in 1860, volgens den wensch der aristocratie, alles weder op den ouden voet. In 1854 werd hij generaal der infanterie in Pruissische dienst, nam in 1864 deel aan den krijgstogt tegen Denemarken, voerde in den oorlog van 1866 het bevel over het tweede Pruissische reserve-arméekorps en rukte voorwaarts tot Nürnberg. Bij het uitbarsten van den oorlog tegen Frankrijk (1870) zag hij zich belast met het kommando over het kustleger, daarna benoemd tot generaal en chef van het reserve-leger in Lotharingen, waar hij Toul en Soissons tot de overgave dwong, en nam ijverig deel aan den strijd aan den oever der Loire. Hij is eerst gehuwd geweest met Augusta Mathilda Wilhelmina von ReussSchleiz-Köstritz (♰ 3 Maart 1861) en vervolgens met prinses Anna van Hessen (♰ 15 April 1865).

Frederik Willem, groot-hertog van Mecklenburg-Strelitz, een zoon van den groothertog George en van prinses Maria, eene dochter van den landgraaf Frederik van Hessen-Cassel. Hij werd geboren den 17den October 1819, aanvaardde het bewind den 6den September 1860, en beijvert zich om de middeleeuwsche toestanden zoo veel mogelijk in zijn Staat te handhaven. Hij is in 1843 gehuwd met prinses Augusta, eene dochter van den Engelschen hertog Adolf van Cambridge.

Markgraven van Meissen, namelijk:

Frederik de Gébetene of de Vrolijke, markgraaf van Meissen en landgraaf van Thüringen. Deze, geboren in 1256, was een zoon van Albrecht de Ondeugende (Unartige), landgraaf van Thüringen, en van Margaretha, eene dochter van Keizer Frederik II. Zijne moeder beet hem, naar men verhaalt, van bittere smart in de wang, toen hij de vlugt moest nemen, om zich aan de vervolgingen van zijn vader te onttrekken: Met zijn broeder Diezmann oorloogde hij tegen zijn vader, die hem wilde onterven, daarna tegen Keizer Adolf van Nassau, aan wien zijn vader Thüringen verkocht had, alsmede tegen diens opvolger Albrecht I, wiens leger hij bij Lucka (31 Mei 1307) de nederlaag toebragt, kwam na den dood van Diezmann (1307) in het volle bezit van Meissen, de Lausitz en Thüringen, vereenigde de rijkssteden Altenburg, Chemnitz en Zwickau met zijne landen, verloor de Nederlausitz aan markgraaf Otto van Brandenburg, werd in 1322 door eene zielsziekte aangetast, en overleed te Eisenach den 17den November 1324.

Frederik II de Ernstige, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1310, kwam in 1324 aan het bewind onder het voogdijschap van zijne moeder Elizabeth van Arnshaugk, werd door de Beijersche partij na den dood van Keizer Lodewijk tot diens opvolger bestemd, maar deed hiervan afstand ten gunste van Karel IV. Hij overleed den 18sten November 1349.

Frederik III de Gestrenge, oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1331, kwam in 1349 aan het bewind ook ten behoeve van zijne jongere broeders (Balthasar ♰ 1406, Willem ♰ 1407), verkreeg door zijn huwelijk met Catharina van Henneberg een groot gedeelte van het voogdijschap Coburg, en overleed den 30sten Mei 1381. —Zijn zoon en opvolger was Frederik de Strijdbare, boven reeds vermeld.

Keurvorsten van de Pfalz, te weten:

Frederik I de Overwinnaar, door zijne vijanden de Booze Frits genaamd. Hij was de 2de zoon van Lodewijk III de Gebaarde, en na den dood van zijn ouderen broeder Lodewijk bestuurder van het keurvorstendom, en in 1452 door de Standen voor levenslang met de regéring belast onder voorwaarde, dat hij zijn neef Philippus als zoon en opvolger erkennen zou. Keizer Frederik III kwam daartegen in verzet, en de Keurvorst werd in den ban gedaan. Voorts ondersteunde hij den afgezetten aartsbisschop van Mainz Dietrich von Isenburg, versloeg zijne tegenstanders bij Seckenheim, bleef in weerwil van ’s Keizers verzet in het ongestoorde bezit van zijne landen, breidde het grondgebied van het keurvorstendom aanmerkelijk uit, en overleed den 12den December 1476. Hij was gehuwd met Clara Bettin, eene burgerdochter uit Augsburg, die hij tot vrouwe van Bettingen verhief, en werd door haar de stamvader der vorsten en graven von Löwestein.

Frederik V, een zoon van keurvorst Frederik IV van de Pfalz. Hij werd geboren te Augsburg in 1596, kwam in 1615 aan het bewind, werd als Hervormd opperhoofd der Protestantsche Unie in Augustus 1611 tot koning van Bohemen gekozen en den 2den November gekroond, verloor de kroon door den slag bij den Weiszen Berg bij Praag (8 November 1620), en werd wegens zijne kortstondige regéring de „Winterkoning” genaamd. Hij vond eene wijkplaats in de Nederlanden, werd in 1621 in den rijksban gedaan, — voorts door hertog Maximiliaan van Beijeren van zijne landen beroofd, en in 1623 vervallen verklaard van de keurvorstelijke waardigheid. Zonder het verlorene te herkrijgen, overleed hij te Mainz den 19den November 1632. Hij was in 1613 gehuwd met Elizabeth, eene dochter van Koning Jacobus I van Engeland. George I, die in 1714 koning van Engeland werd, was door zijne moeder een kleinzoon van genoemden keurvorst.

Twee Pruissische Prinsen, namelijk:

Frederik Karel (Nikolaas), een zoon van prins Karel, den broeder van Keizer Willem I. Hij werd geboren den 20sten Maart 1828, nam in 1848 als kapitein deel aan den veldtogt in Sleeswijk, en in 1849 als majoor aan dien van Baden, werd in 1852 overste, in 1860 generaal en chef van het derde armée-korps, in 1861 generaal der kavallerie, in 1863 generaal en opperbevelhebber van het Pruissische korps, bestemd voor de Bonds-executie in Holstein, in 1864 kommandant van het leger der Geallieerden aldaar, — in den oorlog van 1866 tegen Oostenrijk kommandant van het ptf armeekorps, waarmede hij vocht bij Münchengrätz, Gitschin en Königgratz, —in 1870, bij het uitbarsten van den oorlog tegen Frankrijk, opperbevelhebber van het 2de armee-korps, waarover hij den 16den Augustus bevel voerde bij Mars la Tour, terwijl hij voorts Metz belegerde en tot de capitulatie noodzaakte, en vervolgens aan de Loire (bij Beaume la Rolande enz.) streed. Thans bezit hij den rang van generaalveldmaarschalk.

Frederik Willem (Nikolaas Karel), kroonprins van Pruissen, een zoon van den tegenwoordigen Keizer en Koning. Hij werd geboren den 18den October 1831, zag zich in 1859 benoemd tot kommandant der 1ste divisie infanterie der garde, in 1860 tot luitenantgeneraal, — nam in 1864 onder Wrangel deel aan den veldtogt in Sleeswijk,— verkreeg in datzelfde jaar het opperbevel over het 2de armee-korps, —werd in 1866 generaal der infanterie, in 1866 opperbevelhebber van het 2de armee-corps, streed bij Nachad, Trautenau, Skalitz, Loor, Schweinsehadel, Königinhof en Königgratz, was in den oorlog met Frankrijk in 1870 opperbevelhebber van het 3de armee-korps bij Weissenburg, Wörth en Sedan, en bezit thans den rang van generaal-veldmaarschalk.

Een Hertog van Anhalt, namelijk:

Leopold Frederik Frans Nicólaas Frederik, eenigen zoon van hertog Leopold Frederik van Anhalt-Bessau en van Frederica Louisa Wilhelmina Amalia, prinses van Pruissen. Hij werd geboren te Dessau den 29sten April 1831, studeerde te Bonn en te Genève, trad in 1851 in Pruissische dienst, maar keerde in 1853 naar Dessau terug, waar hij belast werd met het opperbevel over het Anhaltsche Bondscontingent. Voorts ging hij gedurig op reis en bragt geruimen tijd door in het zuiden van Frankrijk. In 1864 nam hij deel aan den veldtogt naar Sleeswijk, werd in 1867 bevorderd tot luitenant-generaal a la suite bij het Pruissische leger, en trok in 1870 en 1871 ten strijde tegen Frankrijk. Toen zijn vader, die de verschillende deelen van Anhalt weder vereenigd had, den 22sten Mei 1871 overleed, aanvaardde hij het hertogelijk bewind. Hij is gehuwd met prinses Antoinette van Saksen, eene dochter van prins Eduard van SaksenAltenburg.

Een Prins van Sleeswijk-Holstein-SonderburgAugustenburg, te weten:

Frederik Christiaan August, oudsten zoon van Christiaan Karel Frederik August. Hij werd geboren den 6den Julij 1829 op het kasteel Augustenburg, nam in 1848 dienst bij het Sleeswijk-Holsteinsche leger en werd na de restauratie der Deensche heerschappij uit het land gebannen. Na den dood van Frederik VII van Denemarken verkondigde hij in eene proclamatie van 16 November 1863, dat hij na den afstand zijns vaders als naaste erfgenaam de regering der hertogdommen Sleeswijk-Holstein aanvaardde, werd door onderscheidene Duitsche Vorsten in die waardigheid erkend en in de volksvergaderingen te Elmshom (27 December 1863) en te Rendsburg (8 Mei 1864) als Frederik VIII tot hertog uitgeroepen. Toen Denemarken in verzet kwam tegen zijne beweerde regten, poogde hij deze, op verlangen van den Bondsdag, te bewijzen, doch Pruissen en Oostenrijk namen de hertogdommen in bezit, welke in 1866 door Pruissen werden geannexeerd.

Een Stadhouder der Vereenigde Nederlanden, namelijk:

Frederik Hendrik, prins van Oranje, een zoon van prins Willem I en Louisa de Coligny. Hij werd geboren te Delft den 29sten Januarij 1584 en alzoo genoemd naar zijn peters Hendrik IV van Frankrijk en Frederik III van Denemarken. Toen in zijn geboortejaar zijn vader door sluipmoord gevallen was, werd hij met de meeste zorg door zijne moeder opgevoed. Hij bezocht voorts de hoogeschool te Leiden, waar van Donneville hem als gouverneur, Johan van der Does (de Jongere) als vriend, en de geleerde Daniël Taffin hem als leermeester ter zijde stonden. Reeds in 1593 hadden de Staten van Holland hem een regiment van 20 vendelen soldaten toegekend; kort daarna werd hij gouverneur van Geertruidenberg en woonde de belegering dier plaats bij, waarna hem jonker Arend van Duivenvoorde als vice-gouverneur werd toegevoegd.

Nadat hij in 1594 aan den moordaanslag van Senichon, priester te Namen, ontsnapt was, begaf hij zich in 1597 met zijne moeder naar Frankrijk, om er tegenwoordig te zijn bij het huwelijk van zijne zuster Charlotta Brabantia met Olanide de la Tremouille. Daar leerde hij den ridderlijken koning Hendrik IV kennen, doch de zucht, om zich onder de leiding van zijn broeder Maurits in den wapenhandel te oefenen, bragt hem spoedig weder in Holland. In 1599 gaf hij de eerste proef van dapperheid, daar hij met het zwaard in de vuist een weg baande door de vijandelijke benden. Op 17-jarigen leeftijd kreeg hij zitting in den Raad van State, werd kolonel van een regiment Walen, en nam deel aan den slag bij Nieuwpoort, waar hij op het voorstel van den bezorgden Maurits, om zich te verwijderen, ten antwoord gaf, dat hij met zijn broeder wilde leven en sterven.

In 1602 ging hij aan het hoofd van een gezantschap naar Engeland, om Jacobus I geluk te wenschen bij het aanvaarden van den troon. Voorts verwierf hij nieuwen roem zoowel bij de belegering van Grave en van Sluis als bij het vermaarde ruitergevecht aan de Rhoer, waar hij door den moed en de gevatheid van zijn stalmeester Rodenpijl aan een wissen dood ontkwam. Daarna onderscheidde hij zich door het hernemen van Breevoort (1606), door zijn aanslag op Venlo (1606) en door de overrompeling van Erckelens (1607), waarbij graaf Hendrik van den Berg zijn krijgsgevangene werd. Gedurende het Twaalfjarig Bestand toog Frederik Hendrik met 6000 voetknechten, 12 kornetten ruiters en het noodige geschut naar Brunswijk, herstelde er den vrede tusschen deze stad en haren Hertog en handhaafde den keurvorst van Brandenburg in zijne bezittingen. In 1619 werd hij door Maurits belast met eene zending naar het prinsdom Oranje, zag zich na het eindigen van het Bestand (1621) benoemd tot generaal der ruiterij, en nam deel aan de sedert niet zeer voorspoedige ondernemingen van zijn broeder. Kort vóór het overlijden van dezen werd Frederik Hendrik opperbevelhebber over de legers der Vereenigde Provinciën, en na den dood van Maurits stadhouder der Nederlandsche gewesten, met uitzondering van Friesland, Groningen, de Ommelanden en Drenthe, die graaf Ernst Casimir van Nassau tot stadhouder begeerden, hoezeer deze gewesten, na den dood van laatstgenoemde (1639), zich desgelijks aan het stadhouderschap van Frederik Hendrik onderwierpen.

De Stadhouder zette den strijd tegen Spanje met de gunstigste gevolgen voort. Door herhaalde overwinningen en door het belegeren en veroveren van Grol (1627), ’s Hertogenbosch (1629), Maastricht, Venlo, Roermond, Stralen en Sittard (1632), van Rijnberk, Schenkenschans en Breda (1637), en eindelijk van Sas van Gent (1644) en Hulst (1645), waarbij hij steeds zelf tegenwoordig was en blijken gaf van schrander beleid en onverschrokken moed, bragt hij Spanje zóó ver, dat het zich eindelijk bereid verklaarde, om afstand te doen van zijne vermeende regten op ons Vaderland. Zeer te betreuren is het alzoo, dat hij het sluiten van den Munsterschen Vrede (1648) niet mogt beleven, maar den 14den Maart 1647 overleed.

Frederik Hendrik muntte niet alleen uit als veldheer, maar ook als regent. Hij bezat evenzeer de kalmte, het overleg, de volharding en de stilzwijgendheid van zijn vader, als diens verdraagzaamheid in zaken van godsdienst. Hij was een trouw vriend, en tevens ridderlijk en edelmoedig jegens zijne vijanden. Groot was zijne liefde tot de wetenschap; hij sprak onderscheidene talen, en schreef de belangrijke „Mémoires de Frédéric Henri, Prince d’Orange, depuis 1621 jusqu’en 1646, trouvés dans le cabinet de madame Henriette Cathérine de Nassau. — Enrichies du portrait du Prince et de figures, dessinées et gravées par B. Picardt (1733)”, uitgegeven door Isaac Beausobre. De Prins was in 1625 gehuwd met Amelia, eene dochter van Johan Albert van Solms, die hem 2 zonen en 4 dochters schonk.

Onderscheidene Bisschoppen van Utrecht, namelijk :

Frederik van Adelen, achtsten bisschop. Hij werd geboren te Sexbierum en was een achterkleinzoon van Radboud I, ontving onderrigt van Rixfriedus, bisschop van Utrecht, en werd, op verlangen van Keizer Lodewijk de Vrome omstreeks het jaar 828 de opvolger van zijn leermeester, maar vestigde zich te Deventer, omdat Utrecht door de Denen was bezet. Hij bezocht Zeeland, om er de overblijfselen der afgoderij uit te roeijen. Minder goed slaagde hij in Friesland, waar hij betere denkbeelden wilde brengen omtrent de Drieëenheid. Hij deed er namelijk driemaal daags eene geloofsbelijdenis voorlezen, beginnende met de woorden: „De Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest is eeuwig.

Er is onderscheid tusschen de personen, maar de natuur is één”. — Na zijn vertrek uit Friesland bezocht hij de overige gewesten van zijn bisdom, en bevorderde overal de stoffelijke en geestelijke belangen zijner onderdanen. Hij werd echter den llden, Julij 838 in de St. Jans-kapèl te Utrecht door gehuurde moordenaars omgebragt. Men vermoedt, dat deze uitgezonden waren door Judith, de gemalin van Keizer Lodewijk, omdat hij haar had aangeklaagd wegens misdadigen omgang met Bernard, graaf van Barcelona.

Frederik II, een telg van den stam van Zyrik, uit Lotharingen afkomstig. Hij was in 1317 proost van St. Pieter te Utrecht, toen hij er als 43ste bisschop tot opvolger van Georg van Henegouwen gekozen werd. Hij liet zich te Rome tot bisschop wijden, verkwistte veel geld en maakte groote schulden, zoodat hij zware belastingen oplegde aan zijne onderdanen. Vele edelen, zooals van Lynden, van Resteren, van Ommeren enz., kwamen tegen hem in opstand, en het kasteel Dullenburg (Tollenburg), door Guy gesticht, werd verbrand.

De bisschop zocht hulp bij Reinoud 1 van Gelder, doch deze werd weldra door zijn zoon gevangen genomen, en daarna bij Willem iii, graaf van Holland, die hem met eene krijgsmagt onder Jan van Arkel ondersteunde, waarna Frederik zich op voordeelige voorwaarden met zijne vijanden verzoende. Daardoor echter had hij zich afhankelijk gemaakt van den Graaf van Holland, zoodat hij zonder diens goedkeuring niets mogt ondernemen of vaststellen. Onder zijn bestuur (1320) verrees de domtoren en werd in 1382 voltooid. Frederik overleed den 20sten Julij 1322 op het huis ter Horst en werd in de domkerk ter aarde besteld.

Frederik iii van Blankenheim, den 51sten bisschop. Hij was bisschop van Straatsburg, toen hij in 1393 tot opvolger van Floris van Wevelikhoven gekozen werd. Hij had te Parijs gestudeerd en zelfs lessen gegeven in de regtswetenschap. Na zijne plegtige intrede te Utrecht moest hij oorlog voeren tegen 2 Westfaalsche edelen, Bitter en Jan van Raasveld, van wie het Sticht veel te lijden had. Hij behaalde eene volkomene overwinning (Augustus 1404) en kwam terug met een rijken buit. Gedurende de 30 jaar van zijn bewind was hij vele malen in krijgsverrigtingen gewikkeld. in 1395 trok hij te velde tegen Reinoud iV, burggraaf van Koevorden, belegerde hem op zijn slot, bragt hem als krijgsgevangene naar het bisschoppelijk kasteel Hardenberg, en sloot met hem den 14den Mei 1397 een verdrag, waarbij Reinoud na 5 jaar afstand deed van zijne aanspraak op de heerlijkheid Koevorden en van alle gezag in Drenthe, waarna de bisschop beloofde de oude regten en voorregten der Drenthenaren te zullen handhaven.

Zijne vijandelijkheden met de stad Groningen werden in 1402 door een wapenstilstand geschorst, maar eerst in 1419 zag hij er zich als wettig heer gehuldigd. Ook nam hij deel aan den Arkelschen oorlog, maar bewaarde de onzijdigheid bij de burgertwisten in Holland. in 1417 belegerde hij het slot te Nienhuis van zijn weèrspannigen dienstman Everwijn van Gutterwijck, en handhaafde ook in 1420, in den oorlog tusschen Holland en Gelderland, zijn wapenroem, terwijl hij zich in 1421 op 78-jarigen leeftijd aan het hoofd stelde van eene sterke krijgsmagt en niet weinig bijdroeg tot het sluiten van den vrede in Mei 1423. Hij overleed op den 9den October van laatstgemeld jaar, en werd in de domkerk begraven. Zijn grafschrift vermeldt, dat hij Holland en Kuynre versterkte, Stellingwerf door aankoop verkreeg, Schoterwerf verwoestte en Rijnestein en Everstein sloopte. Hij wordt geroemd als een uitstekend kerkvorst.

Frederik iV van Baden, den 56sten bisschop. Hij was een zoon van den markgraaf Karel van Baden en van eene zuster van Keizer Frederik iii. Toen hij den 13den Mei 1496 door den invloed van Keizer Maximiliaan, tot bisschop van Utrecht gekozen werd, bekleedde hij de betrekking van kanunnik te Keulen. Hij deed zijne intrede te Utrecht den 17den September van dat jaar en werd er 5 dagen later gehuldigd. Weldra moest hij strijden tegen de heer en van Wisch, die met een aantal door hertog Albrecht van Saksen afgedankte soldaten een inval deden in het Sticht, doch Frederik, ondersteund door den hertog van Gelder, behaalde in 1498 op hen eene glansrijke overwinning. Toen in 1499 de hertog van Cleef Rhenen veroverde en de omstreken van Utrecht liet plunderen, viel de bisschop, geholpen door de steden van het Boven-sticht, in de landen van den Hertog, bragt er moord en brand, en veroverde Gennep , waarna de vrede gesloten werd.

Hij genoot voorts weinig rust. Het Sticht werd gedurig geteisterd door Geldersche krijgsbenden, en in 1512 moest Frederik oorlog voeren tegen zijn oproerigen leenman Roelof van Munster, heer van Ruinen, slotvoogd van Koevorden en drost van Drenthe. Naauwelijks echter had hij dezen tot zijn pligt gebragt, toen hij in oorlog geraakte met de Groningers, die door roof en plundering groote schade toebragten aan de Drenthenaren. Door al dien tegenspoed was de bisschop afkeerig geworden van het bewind. Hij verlangde naar rust en stond zijn zetel af aan Filips van Bourgondië voor een jaargeld van 5000 Rijnsche guldens, waarna hij zich te Lier in Brabant vestigde en den 24sten September 1517 overleed. Zijn aangenaam en vredelievend karakter werd ontsierd door geldzucht en neiging tot weelde, pracht en overdaad.

Frederica Sophia Wilhelmina, prinses van Pruissen en echtgenoote van den Nederlandschen erfstadhouder Willem V, werd geboren te Berlijn den 7den Augustus 1747 en was eene dochter van August Willem van Pruissen en prinses Louisa Amalia van Wolfenbüttel. Zij trad in het huwelijk den 4den October 1767 en betrok kort daarna het Huis in ’t Bosch te ’s Hage. in 1784 kreeg zij eenig deel in het landsbestuur, waartoe haar mannelijk karakter haar bijzonder geschikt maakte, maar was weldra met haren gemaal een voorwerp van den haat der Patriotten. Zij volgde Willem V bij zijne verwijdering uit ’s Hage, doch wilde in 1787 van Nijmegen derwaarts reizen, om zoo mogelijk aan den burgertwist een einde te maken. Zij werd echter bij de Goejan-Verwellen-sluis door eene bende Patriotten verhinderd, om dien togt te volbrengen en moest naar Nijmegen terugkeeren. Deze bejegening werd door haren broeder Frederick Willem, koning van Pruissen, zoo euvel opgenomen, dat hij aanstonds een leger afzond, om dien hoon te wreken. Zoo keerde Willem V in zegepraal naar ’s Hage terug, terwijl de herstelde orde van zaken door Engeland en Pruissen gewaarborgd werd. Dit duurde echter niet langer dan tot 1795, toen de Prins de wijk moest nemen naar Engeland, terwijl zijne gemalin bij afwisseling in Bronswijk, Pruissen en Holstein vertoefde. Den lOden Maart 1813 keerde zij als weduwe terug, woonde beurtelings te ’s Hage, te Haarlem en op het Loo, en overleed alhier den 9den Julij 1820. — Omtrent Frederica Louisa Wilhelmina, koningin der Nederlanden, raadpleege men Willem i.