Lorette of cocotte noemt men te Parijs eene ongehuwde vrouw, die onafhankelijk leeft en aan mannen hare gunsten verkoopt of ook met één man op vertrouwelijken voet verkeert; zoolang beide partijen zulks goedvinden. De lorette is noch de Grieksche hetaera, noch de Romeinsche courtisane, noch de maintinée van het Eerste Keizerrijk, noch de grisette der Resauratie, maar een eigenaardig voortbrengsel der laatste 30, met bezigheden overladene jaren, de minnares van een tijdperk, waarin men geen tijd heeft voor ander verkeer en te groote verveling in zijn huis. Bij eene lorette rookt men, maakt men zich zonder pligtplegingen het leven zoet, zegt men alles wat men verkiest, en blijft of gaat naar willekeur. Gewoonlijk zijn deze meisjes aanvankelijk modellen voor kunstenaars, tooneelspeelsters, muziek-onderwijzeressen, modemaaksters enz.
Zij zijn bekend met de woorden en spreekwijzen, die in ateliers en achter de coulissen gebezigd worden, dansen fraai, weten met vaardigheid cigarettes te maken, zingen vrij goed en lezen zelfs eenige romans. Bovenal treden zij op als ervaren kaartlegsters. Dat zij tevens ongemeen bedreven zijn in alle schoonheid bevorderende kunsten, behoeven wij naauwelijks te zeggen. Met verschillende verfstoffen geven zij aan haar gelaat eene pastelkleur (se maquiller). Haar gewaad onderscheidt zich niet van dat der onberispelijke vrouwen, en de teekenpen van Gavarni heeft deze galante zondaressen vereeuwigd.