John Gibson Lockhart, een Engelsch letterkundige, geboren in 1792 te Glasgow, studeerde aan de universiteit van zijne geboortestad, vervolgens te Oxford en vestigde zich als advocaat te Edinburgh. Intusschen gevoelde hij zich meer aangetrokken door de letteren dan door de regten, en zijne vriendschappelijke betrekking met John Wilson, den redacteur van „Blackwood’s Magazine”, droeg daartoe niet weinig bij.
De eerste geschriften, waarmede hij optrad, waren wélgeslaagde vertalingen van oud-Spaansche balladen („Ancient Spanish ballads”, 5de druk 1861), — eene nieuwe uitgave der vertaling van den „Don Quixote” van Motteux, — en eene uitstekende levensbeschrijving van Cervantes. Hij legde een ongemeen talent voor satire aan den dag in: „Peter’s letters to his kinsfolk”, eene reeks van schetsen van personen uit de zamenleving te Edinburgh, — een geschrift, dat niet weinig opschudding veroorzaakte. In 1818 kwam hij in aanraking met Walter Scott, met wien hij zoowel in letterkundige neiging als in staatkundige gevoelens overeenstemde, en hij verkreeg in 1820 diens oudste dochter ten huwelijk. Hierna gaf hij zijn „Valerius (1821, 3 dln)” in het licht, een roman, ontleend aan de eerste tijden van het Romeinsche Keizerrijk. Daarop volgden: „Adam Blair (1822)”, een tafereel van Schotsche zeden, — „Reginald Dalton (1823, 3 dln)”, eene schets van het maatschappelijk leven in de dagen des schrijvers, — en „Matthew Wald (1824)”, de zwakste van zijn romans.
In 1825 belastte hij zich wegens de ongesteldheid van Gifford met de redactie van het: „Quarterly Review”, zoodat hij naar Londen moest verhuizen. Als redacteur van dit vermaarde conservatieve tijdschrift had hij een verbazenden invloed zoowel op letterkundig als op staatkundig gebied, en zijne verdiensten werden erkend onder het ministérie Peel, dat hem de voordeelige sinecure bezorgde van auditeur van het hertogdom Lancaster. Van zijne eigene artikelen in het „Quarterly Review” vermelden wij de levensbeschrijving van Theodore Hook, welke in 1852 ten behoeve der: „Rialway Library” afzonderlijk is gedrukt. Daarenboven schreef hij een voortreffelijk: „Life of Robert Burns (1828; 5de druk, 1853)”. Zijn beste geschrift is echter de levensbeschrijving van zijn schoonvader onder den titel van: „Life of sir Walter Scott (1838, 7 dln)”. Door de onschatbare bouwstoffen, ter zijner beschikking gesteld, was hij in staat, eene karakterschets te leveren, zooals naauwelijks ergens een tweede is te vinden. Nadat Lockhart zich in lateren tijd aan de redactie van het „Quarterly Review” onttrokken had, overleed hij te Abbotsford den 25sten November 1854 en werd naast zijn schoonvader in Dryburgh-Abbey bijgezet. Zijne echtgenoote en zijn eenige zoon, welke laatste als erfgenaam van Abbotsford den naam van Lockhart-Scott had aangenomen, waren reeds vóór hem gestorven.