Glasgow, in rang de tweede, maar volgens hare bevolking, hare grootte, hare nijverheid en haren handel de eerste stad van Schotland, de hoofdstad van het graafschap Lanark of Clydesdale, tevens Parlementsborough en bisschopszetel, en door een kanaal en een spoorweg met het 9l/2 geogr. mijl meer oostwaarts gelegene Edinburgh verbonden, ligt in een vruchtbaar dal aan de Clyde, en bestaat uit eene oud- en eene nieuwstad en onderscheidene voorsteden. Deze laatsten en ook het laagste gedeelte der oudstad, zien er armoedig en morsig uit, terwijl steenkolendamp en uitwasemingen van scheikundige fabrieken er de ademhaling belemmeren en de havelooze bevolking er een pijnlijken indruk maakt. Veel fraaijer is reeds dat gedeelte der stad, waar de nieuwe beurs zich verheft; hier ziet men breede, zindelijke straten, en men heeft er geen last van den rook.
Veel bevalliger is evenwel de nog hooger gelegene nieuwstad met flinke straten, sierlijke huizen en ruime pleinen. Onder de merkwaardige gebouwen behoort er de hoofdkerk, die van 1133 tot 1433 gebouwd werd. Daarenboven zijn er 140 bedehuizen, en onder deze bevindt zich eene fraaije R. Katholieke kerk, die in 1815 verrees.
Voorts vermelden wij het universiteitsgebouw, het Koninklijk ziekenhuis, ingerigt voor 12tot 1500 lijders, een uitmuntend krankzinnigengesticht, eene gevangenis met eene colonnade, welke op die van het Parthenon te Athene gelijkt, het Magdalena-hospitaal, de beurs met Corinthische zuilen, de sterrewacht, in 1811 opgetrokken, en de rijschool. Bijna al die gebouwen zijn door Stark naar antieke modellen gesticht. Daarenboven heeft men er onderscheidene gedenkteekenen, zooals eene obelisk ter gedachtenis van Nelson, eene andere met het beeld van den hervormer Knox, standbeelden van Walter Scott, generaal Moore, James Watt en Robert Peel, een ruiterstandbeeld van Koningin Victoria, van Wellington en van Willem III. De fraaiste winkels vindt men er in de Buchananstraat. Van de westelijke voorsteden is Blythwood de prachtige zetel der handelsaristocratie.
In het noorden der stad ligt Port-Dundas met groote magazijnen bij de kom van het Monkland-kanaal, dat zich beneden de stad met de Clyde vereenigt. Het zuidelijk gedeelte der stad is vlak en heeft meerendeels regte straten, die elkander regthoekig snijden, voorts vindt men er het Queens-Park en eene nieuwe begraafplaats. Twee waterleidingen, van welke de eene zich uitstrekt tot LochKatrine, ruim 5 geogr. mijl ver, voorzien Glasgow dagelijks van 24 millioen gallons drinkwater. De stad is ongemeen gunstig gelegen voor den handel, namelijk in de nabijheid der rijke steenkolen- en ijzermijnen van Lauarkshire en Renfrewshire, en tevens verbonden door de Clyde met den Atlantischen Oceaan en met de Noordzee, door het Clyde-kanaal met de Forth-rivier, en door spoorwegen met Edinburgh, Lanark, Paisley, Greenock,Perth, Dunfermline, Dundee enz.
De levendige handel dezer stad met Noord-Amerika en WestIndië nam reeds in 1707 een aanvang, en na dien tijd is de bedrijvigheid er zoo aanmerkelijk vooruitgegaan, dat men haar teregt als de voornaamste koopstad van Schotland beschouwt. Voorheen konden groote schepen hare kaden niet bereiken, maar moesten wegens de geringe diepte der Clyde te PortGlasgow — 3 ½ geogr. mijl van dáár lossen. Thans heeft die rivier water genoeg voor schepen met een diepgang van 5’/2 Ned. el. De fabrieknijverheid, welke zich sedert het midden der voorgaande eeuw te Glasgow ontwikkeld heeft, overtreft', wat hare verscheidenheid aangaat, die van alle andere Britsche steden.
Men vindt er de katoenspinnerijen en weverijen van Manchester, de gedrukte calicots van Lancashire, de wollen goederen van Norwich, de sjaals en mousselines van Frankrijk, de zijdefabrieken en spinnerijen van Macclesfield, de vlasspinnerijen van Ierland, de tapijtweverijen van Kidderminster, de ijzer-en machinenfabrieken van Wolverhampton en Birmingham, de pottebakkerijen en glasblazerijen van Staffordshire en Newcastle en den scheepsbouw van Londen. Voorts heeft men er groote brandewijnstokerijen en bierbrouwerijen, scheikundige fabrieken (waarbij zich de Rollox-works bevinden, de grootste welke men ergens ter wereld aantreft), looijerijen, papierfabrieken, koperslagerijen, zeilmakerijen enz.
In 1793 werd het eerst te Glasgow de proef genomen met het stoomweefgetouw van Cartwright; thans heeft men er 25tot 30000 stoom-, en 40tot 50000 handweefgetouwen, die jaarlijks 125000 balen ruw katoen ter waarde van 4 millioen pond sterling verbruiken. Hoogst belangrijk is er voorts de ijzerindustrie; reeds in 1866 vond men in Glasgow 138 smeltovens, en dat getal is later aanmerkelijk vermeerderd. De stad staat door regelmatige stoomscheepvaart in verbinding met Belfast, Cork, Dublin, Liverpool, Bristol, Plymouth, Lissabon, Tunis, Venetië en New-York. Het aantal koopvaardijschepen, dat er in 1868 te huis behoorde, bedroeg 814 zoo zeil-als stoomvaartuigen. Duizende schepen bezoeken er jaarlijks de haven, terwijl in den laatsten tijd millioenen pond sterling zijn besteed aan de verbetering van het vaarwater, aan den aanleg van een dok enz.
De universiteit, welke gemiddeld 1200 studenten telt, werd in 1450 door Koning Jacobus II en den bisschop Turnbull gesticht, en is op den voet van die te Edinburgh geschoeid. In den laatsten tijd werden hare belangen ongemeen bevorderd door de erfmakingen van John Anderson en William Hunter.
In de académische inrigting, in 1796 door Anderson in het leven geroepen, worden voor niet geleerden en voor vrouwen voorlezingen gehouden over natuurkunde, en in eene afzonderlijke klasse ontvangen ook handwerkslieden daarin onderwijs. Hunter schonk aan de universiteit zijn muséum, dat niet alleen voorwerpen uit de natuurlijke historie, maar ook boeken en handschriften en schilderijen van groote meesters bevatte. De waarde van dit muséum werd geschat op 150000 pond sterling, en het is geplaatst in een prachtig gebouw. Voorts vindt men er eene kweekschool voor onderwijzers, eene school voor artsenijmengkunde, eene Latijnsche school, eene academie voor schoone kunst, eene groote bijbeldrukkerij, een fraaijen botanischen tuin, verschillende geleerde genootschappen, 18 letterkundig-wetenschappelijke instellingen, waarbij de „Andersonian Institution’' met 900 leden en eene boekerij met 40000 deelen, eene keurige verzameling schilderijen van oude meesters, door M’Clellan aan de stad geschonken enz.
De bevolking van Glasgow heeft gelijken tred gehouden met de ontwikkeling der stad. In 1801 telde men er ruim 77000 zielen, thans ongeveer ½ millioen.
Voor de verfraaijing der stad is in den laatsten tijd veel gedaan. Tot vóór weinige jaren was Glasgow eene der ongezondste steden van het Vereenigd Koningrijk.
Men vond er eene gebrekkige afwatering en ongezonde woningen, terwijl de Clyde door velerlei afval der fabrieken verontreinigd werd. Hierdoor was de sterfte er betrekkelijk zeer groot. Er werden echter afvoer-kanalen gegraven, morsige wijken opgeruimd, modélwoningen gebouwd en een nieuw park aangelegd.
Tot de nieuwe gebouwen behooren er een 20-tal kerken, 2 schouwburgen, een circus, eene muziekzaal en bovenal het door den architect Scott ontworpene universiteitsgebouw. Bij het behandelen der Schotsche Reformbill in 1868 werd het aantal Parlementsleden voor Glasgow van 2 op 3 gebragt.
Glaskruid Glaskruid (Parietaria L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Netelplanten (Urticeae). Het onderscheidt zich door veelslachtige bloemen.
De tweeslachtige hebben een 4-spletigen kelk, geene bloemkroon, veerkrachtige meeldraden, één stijltje en één vruchtbeginsel. De vrouwelijke bloemen hebben een 2-bladigen kelk. De vruchten zijn door den verdroogden, uitgerekten kelk bedekt.
In ons Vaderland groeijen: groot glaskruid (P. recta L.) met lancetvormige, gespitste bladeren, die van boven eenigzins glanzend, van onderen ruig en generfd zijn, en klein glaskruid (P. diffusa L.) met elliptische, zachtharige bladeren en uitgerekt-buisvormige mannelijke bloemen.