Liscow (Christian Ludwig), een Duitsch hekelschrijver, geboren in April 1701 te Wittenburg in het land van Mecklenburg, studeerde te Rostock, Jena en Halle in de regten, en werd in 1729 huis-onderwijzer te Lübeck en in 1734 secretaris van den geheimraad von Clausenhain, bij wien hij Hagedorn leerde kennen, — voorts in 1735 gezantschapssecretaris van hertog Karl Leopold van Mecklenburg, die hem in 1736 afvaardigde naar Parijs. Daarna was hij privaatdocent in Hamburg, in 1739 secretaris van den geheimraad von Blome in Holstein, in 1740 Pruissisch gezantschapssecretaris bij graaf Danckelmann, in 1741 secretaris van den minister von Brühl en in 1747 „Kriegsrath”. Omstreeks dien tijd trad hij in het huwelijk en verkreeg daardoor een buitengoed, werd in 1749 wegens onvoorzigtige uitdrukkingen in hechtenis genomen, doch na maand weder op vrije voeten gesteld, maar verloor zijne betrekking en ontving bevel om Dresden te verlaten. Hij overleed den 30sten October 1760.
Hij deed naamloos onderscheidene hekeldichten in het licht verschijnen, welke hij in 1739 onder den titel: „Sammlung satirischer und ernsthafter Schriften” uitgaf. Van meer algemeenen inhoud is zijn werk: „Die Vortrefflichkeit und Nothwendigkeit der elenden Scribenten”. Al zijne voortbrengselen onderscheiden zich door zuiverheid van taal en door een uitmuntenden stijl.