Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Linnen

betekenis & definitie

Linnen, of lijnwaad is in het algemeen de naam van stoffen, die uit vlas- en hennepvezels geweven zijn. Die vezels worden door eene reeks van bewerkingen in een spinbaren toestand gebragt en dan tot garen gesponnen, waarna men het garen tot de vervaardiging van geweven stoffen bezigt. Het spinnen is van ouds eene bezigheid der vrouwen in die oorden, waar men vlas verbouwt. Dit spinnen geschiedde door middel van een spinnewiel, en men vond er tevens in de woningen der landbouwers weefgetouwen, zoodat deze geheele nijverheid zich in ééne hand bevond.

Thans is het nog eenigzins zoo in sommige oorden van ons Vaderland en van Duitschland. In het algemeen echter is die toestand aanmerkelijk veranderd sedert de opkomst der katoenindustrie in het laatst der voorgaande eeuw. Men wilde op het gebied der linnennijverheid daarmede concurreren en verlangde dus telkens fraaijer garen en fijner weefsel. Men vond echter eene groote zwarigheid, namelijk men wist katoenen garens en stoffen zeer gemakkelijk door middel van machines te bereiden, doch het gelukte eerst in de laatste jaren vóór den aanvang onzer eeuw aan de Engelschen, om het vlas machinaal te spinnen. Deze nijverheid was intusschen aanvankelijk van zóó weinig beteekenis, dat men in Engeland nog steeds groote massa’s uit de hand gesponnen linnengarens van het vaste land ontbood. Intusschen was het continentaalstelsel van Napoleon een krachtige prikkel in Engeland, om de machinale vlasspinnerij te volmaken, en toen later de handel zich vrij kon bewegen, vertoonde zich een tegenovergesteld verschijnsel, namelijk Engeland zond zijne linnen garens en stoffen naar alle markten van Europa. Ontzettende hoeveelheden vlas werden uit den vreemde in Engeland ingevoerd, en in diezelfde verhouding vermeerderde de uitvoer van garens en geweven stoffen.

De prijzen van deze bleven gestadig dalen, want de voortbrenging nam onophoudelijk toe, en de linnenweverij ontwikkelde zich vooral krachtig na den invoer van weefstoelen met stoom (1861). In Frankrijk werd de machinale vlasspinnerij eerst ingevoerd in 1805 en door Girard te Parijs aanmerkelijk verbeterd in 1810 en 1811, doch zij kon er niet bestaan, en later in Oostenrijk evenmin. Eerst door het aankoopen van Engelsche machines voor vlasspinnen, welke later door Fransche werktuigkundigen werden verbeterd, bereikte de machinale vlasspinnerij in Frankrijk in den jongsten tijd een hoogen trap van bloei. In België spint men nog vlas uit de hand, om fijn garen voor kant en batist te verkrijgen; doch de machinale spinnerij begint ook daar toe te nemen. In Pruissen en Oostenrijk is die tak van fabrieknijverheid van weinig belang en hare ontwikkeling wordt niet weinig belemmerd door het vooroordeel, dat linnen van uit de hand gesponnen garen veel beter is dan het machinaal vervaardigde. Van de verschillende linnen stoffen noemen wij: De effene, welke bij uitnemendheid met den naam van linnen of lijnwaad worden bestempeld en onderscheiden zijn in vlaslinnen, henneplinnen, werk- of hedelinnen, half vlaslinnen, half katoenlinnen of Iersch linnen, zeildoek, Russisch dril, pak- en zaklinnen en bleekdoek, terwijl in den handel ruw, gebleekt, witgaren en bont linnen, batist, kamerdoek, sluijerlinnen en linnengaas voorkomen, — gekeperde en gefatsoeneerde stoffen, zooals tijk of dril, namelijk gekeperde weefsels met slechts ééne figuur (trielje, beddetijk, broekendril, tafelgoed en handdoekentijk), en damast, voor tafelgoed bestemd, — en fluweelachtige stoffen, waartoe alleen de Engelsche badhanddoeken behooren.

Als men linnen en katoenen draden van elkander wil onderscheiden, wanneer zij bijv. in hetzelfde weefsel vereenigd zijn, stelt men dit laatste bloot aan de werking van zwavelzuur, omdat de katoenen vezel daardoor veel spoediger bezwijkt dan de linnen vezel. Veel beter evenwel is het microscopisch onderzoek, want de linnen vezel is rolrond, nooit plat, nooit sterk gekronkeld, maar stijf en regt. De hennepvezel komt hiermede overeen, maar heeft menigvuldig vertakte uiteinden en is vaster van aard. De katoenvezel daarentegen vormt lange, weinig verdikte, bandachtig zaamgevouwene, platte cellen en heeft, onder water gezien, een spiraalvormig voorkomen.

< >