Leusden (Johannes), een verdienstelijk Nederlandsch beoefenaar der Oostersche talen, geboren te Utrecht den 26sten April 1626, studeerde aldaar in de letteren en godgeleerdheid, werd in 1649 proponent en begaf zich toen naar Amsterdam, om zich door den omgang met Israëlieten in het Hebreeuwsch te oefenen. In 1650 werd hij buitengewoon en in 1653 gewoon hoogleeraar in het Oostersch te Utrecht. Gedurende eene reeks van jaren bekleedde hij die betrekking op eene hoogst loffelijke wijze, zoodat vele buitenlandsche studenten zijne lessen kwamen bijwonen.
Hij overleed den 30sten September 1699. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij slechts enkele, namelijk: „Philologus Hebraeus, continens quaestiones Hebraeas etc. (1652 en later)", — „Pauca et brevia praecepta ad notitiam Hebraicae et Chaldaicae linguae V. T. acquirendam (1645)”, — „Onomasticum Sacrum (1665 en 1684)”, — „Biblia Hebraea accuratissima etc. (1662, 2 dln)”, — „Schola syriaca etc. (1672)”, — „Clavis Graeca Novi Testamenti (1672)”, — „Novum Testamenten Graecum (1675 en later)”, — „Versio septuaginta interpretum (1683)”, — en „Lexicon novum Hebraeo-Latinum etc. (1687)”.