Leuthen, een dorp in Neder-Silézië, 2 geogr. mijl ten westen van Breslau, is vermaard wegens den slag, waarin Frederik de Groote, den 5den December 1767 prins Karel van Lotharingen het onderspit deed delven. Na de overwinning bij Roszbach ijlde de Koning naar Silézië, om den Oostenrijkers het voorwaarts rukken te beletten. Onderweg ontving hij de tijding van den val van Schweidnitz en van de nederlaag van den hertog von Bevern bij Breslau, alsmede van de overgave van laatstgenoemde vesting. Men voegde er bij, dat de Oostenrijkers onder de hoede van het geschut van Breslau met 92000 man een versterkt legerkamp betrokken hadden.
Daardoor werd de Koning nog meer bevestigd in zijn besluit om den vijand aan te grijpen. Den 28sten November te Parchwitz aangekomen, bragt Ziethen hem aldaar de overblijfselen van het korps van von Bevern, en hij trok nu met zijn leger van 33000 man den vijand te gemoet. Te Neumarkt vernam hij, dat prins Karel met het doel, om aan den oorlog op eenmaal een einde te maken, zijne versterkte positie aan de Lohe verlaten had en allengs oprukte. Den 5den December marcheerde de Koning verder, bragt generaal Nostiz, die zich met 5 regimenten kavallerie bij Borna bevond, aan het wijken en overzag nu de positie van den vijand, die zijne troepen aan weerszijden van Leuthen had uitgebreid.
Het plan van den Koning was weldra vastgesteld. Hij marcheerde langs het vijandelijk front, en de Oostenrijksche generaals, hoewel door Daun gewaarschuwd, dachten aan geen aanval. Vóór den linker vleugel van den vijand aangekomen, deed de Koning zijne troepen zwenken en gaf aan generaal Wedel last om met 9 batterijen, als vóórhoede, de naastbijgelegene dorpen aan te tasten. Zijne kavallerie rukte op den regter vleugel voorwaarts, en weldra was de vijand omsingeld en leed op den linker vleugel de nederlaag. Thans wilde Karel van Lotharingen met inspanning van alle kracht althans in het centrum bij Leuthen de overhand behouden. Hier vereenigde hij eene sterke troepenmagt; eene groote batterij posteerde zich achter het dorp, en dit laatste werd sterk bezet. De Koning deed nu de infanterie van den regter vleugel échelonsgewijs oprukken, — eene manoeuvre, die met groote juistheid werd uitgevoerd. Leuthen werd aangetast en na een bloedigen strijd van anderhalf uur veroverd.
De linker vleugel des Konings, in de achterhoede gebleven, had een fellen aanval van de Oostenrijksche kavallerie te verduren, maar Lucchesi, de aanvoerder van deze, sneuvelde, en de Pruissen behielden het veld. Daarna sloeg de Oostenrijksche infanterie op de vlugt; slechts enkele regimenten hielden stand op eene hoogte achter Leuthen, doch werden weldra overwonnen. De Koning, die zich aan het hoofd der vervolgers plaatste, was bij Lissa bijna gevangen genomen. Het zegepralend leger bivoakkeerde op het slagveld, en een grenadier begon te zingen: „Nun danket alle Gott!” waarmede al de krijgslieden instemden. De Pruissen maakten 21500 gevangenen, waaronder zich 307 officieren bevonden, 134 kanonnen, 4000 wagens en 69 vaandels. Daarenboven was het Oostenrijksche leger vernietigd en Silézië, met uitzondering van Schweidnitz, heroverd. De Oostenrijkers telden 7000, de Pruissen 3000 dooden en gewonden. In September 1854 verrees op het slagveld eene zuil van graniet met eene Victoria.