Leiden of Leyden, eene ruim-gebouwde stad in de Nederlandsche provincie Zuid-Holland, ligt bijna 2 uur gaans ten oosten van de Noordzee, 3 uur gaans ten noordoosten van ’s Gravenhage en 10 uur gaans ten westen van Utrecht en is het vereenigingspunt van spoorwegen, die vandaar over Haarlem naar Amsterdam, over den Haag naar Rotterdam en over Woerden naar Utrecht loopen. Zij telt ruim 40000 inwoners, die vooral in de fabrieken hun bestaan vinden. Men heeft er namelijk 3 lakenfabrieken, 21 saaifabrieken, 8 dekenfabrieken, 3 grein- en polemietfabrieken, eene groote katoenfabriek, eene ankersmederij, eene machinenfabriek, onderscheidene branderijen en brouwerijen, metaalgieterijen, boekdrukkerijen enz. Er bestaat eene vermaarde hoogeschool, den 8sten Februarij 1575 plegtig ingewijd en geldende als herinnering aan de zoo kloeke houding der burgerij tegenover de Spanjaarden.
Het aantal studenten, dat te voren wel eens 1200 bedroeg, is later tot de helft gedaald, maar thans weder tot omstreeks 800 geklommen, en het oude universiteitsgebouw wordt door een nieuw vervangen. Ook is er door de zorg van den thans overleden hoogleeraar Kaiser eene uitmuntende sterrewacht verrezen. De académische boekerij is rijk aan Grieksche en Oostersche handschriften, en het muséum voor natuurlijke historie een der merkwaardigste van ons werelddeel. Voorts heeft men er een rijksherbarium, een plantentuin, een muséum van Egyptische en Punische oudheden, een Japansch muséum, eene merkwaardige boekerij van de aldaar gevestigde Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, eene instelling van onderwijs in de Indische taal-, land- en volkenkunde, een gymnasium, eene gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, eene muziekschool, eene kweekschool voor de zeevaart enz. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er voorts: De Groote of St. Pieterskerk, in 1121 gebouwd en in 1860 van binnen vernieuwd, met een aantal grafsteenen van beroemde mannen, — de Hooglandsche of St.
Pancras-kerk. een algemeen vermaard pronkstuk van middeneeuwsche bouwkunst, — de Burgt, tusschen 2 armen van de Rijn gelegen, welke door de stad vloeit, — het antieke stadhuis met belangrijke oudheden en schilderijen, — het gemeen landshuis van Rijnland, — de stadswaag, — en het boterhuis. — Deze stad droeg in den tijd der Romeinen den naam van Lugdunum of Lugdunum Batavorum. In de 9de en 10de eeuw vindt men haar meermalen vermeld, en in de 13de verduurde Ada, gravin van Holland, er op den Burgt eene belegering. In 1420 werd zij na een beleg van 9 weken door Jan van Beijeren ingenomen, en in 1574 verdedigde zij zich op eene roemrijke wijze en met goed gevolg tegen de Spanjaarden. Den 12den Januarij 1807 werd door het noodlottig springen van een met buskruid geladen schip een fraai gedeelte van de stad vernield en in een plein herschapen, hetwelk thans den naam draagt van de Ruïne. De vroegere wallen zijn er in wandelplaatsen herschapen, en in haren omtrek vindt men uitmuntende weiden, waar de koeijen melk geven ter bereiding van de voortreffelijke Leidsche boter, alsmede sierlijke buitenplaatsen. Van 1294 tot 1659 is de stad zesmaal uitgelegd en tijdens den hoogsten bloei der lakenfabrieken en linneweverijen te Leiden telde men er meer dan 100000 inwoners.