Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Legéring

betekenis & definitie

Legéring noemde men te voren uitsluitend de vereenigingen van goud en zilver met koper, terwijl men thans dien naam geeft aan nagenoeg alle onderlinge vereenigingen van metalen. Zoo is brons eene legéring van koper en tin, — argentaan of nieuw-zilver eene legéring van koper, zink en nikkel, enz. Alleen de legéringen van kwik met andere metalen noemt men amalgama. Alle legéringen bezitten metaalglans en in zoo hooge mate de eigenschappen der enkelvoudige metalen, dat men ze op het oog niet onderscheiden kan van deze.

Dikwijls echter zijn de legéringen broozer en bij hooge temperatuur ontvangen zij een kristallijnen vorm. Men kan ze beschouwen als scheikundige verbindingen; de scheikundige aantrekking is echter bij vele metalen zoo zwak, dat de legéringen meer op mengsels gelijken, vooral bij goud en zilver. Eene legéring van deze houdt ongeveer het midden tusschen die beide metalen. Dit is echter anders bij legéringen van metalen, die minder met elkander overeenkomen, zoodat deze in kleur, smeedbaarheid, soortelijk gewigt en smeltbaarheid veel van het midden afwijken. Niet alle metalen zijn voor het vormen van onderlinge legéringen vatbaar. IJzer is moeijeiijk in verbinding te brengen met kwikzilver en slechts in geringe hoeveelheid met zilver. Doorgaans zijn de legéringen minder rekbaar en harder dan de zamenstellende metalen. Het soortelijk gewigt der legéringen is somtijds grooter, somtijds kleiner dan het gemiddeld soortelijk gewigt der zamenstellende metalen.

Het is grooter bij goud met zink, tin, bismuth of antimonium, — bij zilver met zink, lood, tin, bismuth of antimonium, — bij koper met zink, tin, palladium of bismuth, — bij lood met antimonium of molybdeen, en bij palladium met bismuth; — het is kleiner bij goud met zilver, ijzer, lood, koper, iridium of nikkel, — bij zilver met koper, — bij koper met lood, — bij ijzer met bismuth, antimonium of lood, — bij tin met lood, palladium of antimonium, — bij nikkel met arsenicum, en bij zink met antimonium. Het smeltpunt der legéringen is gewoonijk lager dan het gemiddelde smeltpunt der bestanddeelen. Zoo komt het ligt smeltbare metaal van Rose of d'Arcet, namelijk bismuth, lood en tin in de verhouding 2:1:1 (Rose) of 8 : 5 : 3 (d'Arcet), reeds in kokend water (100° C.) tot smelting, terwijl het gemiddelde smeltpunt dier 3 metalen op 268° C. gelegen is. Voegt men er een weinig kwikzilver bij, dan wordt de legéring nog smeltbaarder zonder veel van hare vastheid te verliezen. Men kan ze zeer goed bezigen tot het opspuiten van ontleedkundige praeparaten en tot het plombéren van tanden. IJzer heeft een hoog smeltpunt, maar smelt, met goud gelegeerd, bijna even gemakkelijk als zuiver goud. Ook de kleur van de legéringen wijkt dikwijls af van die der bestanddeelen; het messing, eene legéring van koper en zink, is geel.

Door de legéringen neemt het aantal nuttige metalen aanmerkelijk toe; het is echter te betreuren dat zij meestal broos zijn. Daar men ze slechts door zamensmelting der afzonderlijke metalen bereiden kan en deze daarbij ligt oxydéren, waardoor de juiste verhouding verbroken wordt, zoekt men zulks te voorkomen door reducérende zelfstandigheden, waarmede men hunne oppervlakte bedekt. Men voegt bij het zamensmelten van lood en tin wat hars of talk, en bij de messingbereiding bedekt men in de kroezen de zink- en koperkorrels met kolengruis.

Bij het legéren van metalen, die aanmerkelijk verschillen in soortelijk gewigt, plaatst zich het ligtste gaarne boven, zoodat men eerst na aanhoudend omroeren een gelijksoortig metaal bekomen kan. Men ontwaart dit bij goud en zilver. Bij groote massa’s, die langzaam verstijven, ontstaat op die wijze alligt eene gedeeltelijke scheiding. Dit merkt men op bij het gieten van geschut, waarbij koper en tin, waaruit het kanonmetaal bestaat, zich gaarne splitsen in 2 legéringen, eene meer koper- en eene meer tin-houdende; — daardoor ontstaan de bekende tinvlekken. De gelijkmatige vereeniging wordt echter beter bij eene herhaalde omsmelting. Bij zamensmelting van 3 of meer metalen is het vaak van belang, eerst legéringen van 2 metalen te maken en deze dan weder zamen te smelten. Messing bijv. kan men niet regtstreeks met lood legéren, maar wél wanneer men eerst lood met zink legeert en daarna deze legéring met koper zamensmelt.

Ook onder de metalen bestaat keurverwantschap. Wil men uit zilverhoudend koper het zilver afscheiden, dan smelt men dat koper zamen met lood, en hierbij ontstaat eene legéring van zilver en lood. Is de massa verstijfd, zoo verhit men haar tot het smeltpunt van zilverhoudend koper, hetwelk alsdan wegzijpelt en het lood als een poreusen klomp achterlaat. Uit het lood bekomt men dan het zilver door kupelléring, waarbij het lood oxydeert en het zilver zuiver overblijft. Ligt smeltbare legéringen bezigt men voorts bij het soldéren, en in het algemeen zijn de geldmunten geen zuiver metaal, maar legéringen van goud, zilver, koper, nikkel enz.