Lascaris (Constantijn), een Grieksch geleerde, vlugtte in de 15de eeuw, bij de verovering van Constantinopel, naar Italië, en zag zich aldaar in 1452 door Frans Sforza, hertog van Milaan, tot leermeester zijner dochter Hippolyta benoemd. Later woonde hij te Rome onder de bescherming van cardinaal Bessarion, gaf openbaar onderwijs te Napels en genoot ook te Messina tot aan zijn dood in 1493 als leeraar grooten bijval. Zijne Grieksche spraakkunst, (1476; laatste druk 1800), is tevens merkwaardig als eerste voorbeeld van Grieksch drukwerk. Zijne belangrijke boekerij werd naar Spanje gebragt en aldaar in het Escuriaal geplaatst. — Tot het zelfde geslacht behoorde Andréas Johannes of Janus Lascaris, met den bijnaam Rhijndacenus, die aan het hof van Lorenzo dei Medici vertoefde en door dezen naar Griekenland gezonden werd, om handschriften te koopen.
Hij bragt er een groot aantal mede, die hij hoofdzakelijk had opgedaan op den berg Athos. Toen hij zijn begunstiger door den dood verloren had, begaf hij zich op uitnoodiging van Karel VIII naar Parijs, om er onderwijs te geven in het Grieksch, en Lodewijk XII zond hem tot tweemaal toe als gezant naar Venetië. Nadat paus Leo X hem naar Rome ontboden en aan het hoofd eener school voor jonge Grieken en eener door hem gestichte drukkerij geplaatst had, aanvaardde hij in 1515 eene zending naar Frans I, koning van Frankrijk, werd door dezen naar Venetië gezonden, volgde toen eene uitnoodiging van paus Paulus III naar Rome, en overleed in 1535. Hij leverde uitgaven van Grieksche schrijvers, bloemlezingen, aanmerkingen op de „Ilias” en op de treurspelen van Sóphocles, taalkundige verhandelingen, puntdichten enz.