Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Frans

betekenis & definitie

Frans. Onder dezen naam vermelden wij :

Twee Roomsch-Duitsche Keizers, namelijk:

Frans I, (1745—1765), ook Frans Stephan genaamd. Hij werd geboren den 8sten December 1708, was de oudste zoon van Leopold, hertog van Lotharingen, begaf zich in 1723 naar Weenen, en werd beleend met het Silézische hertogdom Teschen. Na den dood zijns vaders aanvaardde hij de regéring van Lotharingen, hetwelk hij in 1735 tegen het bestuur over het groothertogdom Toscane aan Stanislaus Leszczynski, den schoonvader van Lodewijk XV, afstond, na wiens overlijden het voor altijd met Frankrijk zou worden vereenigd. In 1736 trad hij in het huwelijk met Maria Theresia, eene dochter van keizer Karel VI en werd daarna rijksveldmaarschalk en generalissimus van het leger. In het volgende jaar overleed Giovanni Gasto, de laatste groothertog van Toscane uit het Huis der Medici, en Frans werd zijn opvolger.

In 1738 voerde hÿ met zijn broeder Karel het bevel over het Oostenrijksche leger, dat in Hongarije tegen de Turken moest strijden. Na den dood van Karel VI (1740) verklaarde zijne gemalin hem tot mederegent over de Oostenrijksche landen, en na den dood van Karel VII werd hij den 4den October 1745 te Frankfort tot Roomsch-Duitsch Keizer gekroond. Intusschen liet hij de zorg voor de aangelegenheden van Duitschland over aan zijne gemalin; hij zelf waakte slechts voor de vermeerdering van zijn bijzonder vermogen, waarin hij ongemeen slaagde. Tevens was hij weldadig, verwierf door zijne welwillendheid de toegenegenheid zijner onderdanen, en bevorderde kunst en wetenschap, handel en nijverheid. Hij overleed te Innsbrcek den l8den Augustus 1765.

Frans II, (1792—1806), of Joseph Karl Franz, tevens Frans I als keizer van Oostenrijk (1806—1835). Hij werd geboren te Florence den 12den Februarij 1761 en was de zoon van keizer Leopold II en van Maria Louiza, (eene dochter van Karel III, koning van Spanje). Hij ontving zijne eerste opvoeding te Florence, maar begaf zich in 1784 naar Weenen, om er zich onder de leiding van zijn oom Joseph II te ontwikkelen. Op zijn 20ste jaar had hij dezen op zijne krijgstogten tegen de Turken vergezeld, in 1789 het opperbevel over het leger aanvaard, en bij het overlijden van Joseph zelfs het rijksbestuur op zich genomen tot aan de komst van zijn vader. Nadat deze den troon beklommen en een verbond met Pruissen en Saksen tegen Frankrijk gesloten had, plaatste Frans zich in 1794 aan het hoofd van het leger in de Nederlanden, waarmede hij den 26sten April de Franschen bij Cateau en Landrecy versloeg en den 22sten Mei eene bloedige overwinning behaalde bij Doornik. Toen echter de oorlog door het krijgsbeleid van Carnot eene ongunstige wending nam, keerde hij naar Weenen terug. De afvalligheid zijner bondgenooten en het voorwaarts dringen der Franschen in Italië dwongen hem, den Vrede van Campo-Formio (17 October 1797) te sluiten, waarbij Duitschland den linkeroever van den Rijn, en Oostenrijk de Nederlanden en Lombardije verloor. Toch verbond hij zich in 1799 met Rusland en Engeland tot een nieuwen strijd tegen de Fransche Republiek en voerde aanvankelijk een voorspoedigen oorlog.

De overwinning van Bonaparte in Italië noodzaakte hem echter tot den Vrede van Luneville (9 Februarij 1801), die aan het Duitsche rijk den geheelen linkeroever van den Rijn en aan Oostenrijk belangrijke offers kostte. Een nieuwe strijd in verbond met Rusland tegen Frankrijk in 1805 eindigde met de veldslagen bij Ulm en bij Austerlitz, waarna hij mondelijk met Napoleon een wapenstilstand sloot en den Vrede van Presburg voorbereidde, die Oostenrijk op een afstand van grondgebied van 1000 geogr. mijlen te staan kwam. Na de oprigting van het Rijnverbond legde Frans, die zich als Frans I tot eersten erfelijken Keizer van Oostenrijk verklaard had, de Duitsche keizerskroon neder. In den oorlog van Pruissen en Rusland tegen Frankrijk bewaarde hij de onzijdigheid. In 1809 greep h(j wederom naar de wapens tegen Napoleon, maar ook ditmaal met een ongelukkig gevolg. De Vrede van Weenen (14 October 1809) eischte op nieuw van Oostenrijk 2900 geogr. mijl met 4 millioen inwoners, doch scheen door het huwelijk van den overwinnaar met zijne oudste dochter Maria Louiza den weg te banen tot eene duurzame vriendschapsverbindtenis der beide Staten. In Mei 1812 vereenigde zich Frans met Napoleon, na een onderhoud te Dresden, tot een veldtogt tegen Rusland. Na den noodlottigen afloop van dezen bleef hij aanvankelijk neutraal, maar nam vervolgens (12 Augustus 1813) op nieuw deel aan eene coalitie tegen Frankrijk.

Zelf woonde hij den oorlog bij en zag zich na den Vrede van Parijs en een afzonderlijk verdrag met Beijeren in het bezit van grooter grondgebied dan zijne voorvaderen ooit hadden bestuurd, en regeerde — behalve gedurende een opstand in Lombardije (1821), die spoedig gedempt werd — tot aan zijn dood (2 Maart 1835) rustig over zijne uitgestrekte landen. Hij maakte zich bemind door zijne eenvoudigheid en vriendelijkheid, maar was tevens door zijne conservatieve politiek in het binnen- en buitenland, en door handhaving van het beginsel der onschendbaarheid van alle vorstelijke regten met zijn minister Metternich de steun der Europésche reactie. Die politiek heeft echter juist de omwentelingen doen ontstaan, wier geboorte zij wilde verhoeden. Hij heeft intusschen veel bijgedragen tot verbetering der regtspleging in Oostenrijk, terwijl hij tevens het onderwijs en de nijverheid bevorderde. Hij is viermaal gehuwd geweest, en zijne tweede gemalin, Maria Theresia, prinses van Sicilië, schonk hem 13 kinderen. Onder deze bevond zich zijn opvolger Ferdinand I.

Een Keizer van Oostenrijk, als wij namelijk den voorgaanden tot de Roomsch-Duitsche keizers rekenen, te weten:

Frans Joseph I. Deze, geboren te Weenen den llden Augustus 1830, is de oudste zoon van aartshertog Frans Karel en prinses Sophie, eene dochter van Maximiliaan, Koning van Beijeren. Hij werd onder het toezigt zijner moeder opgevoed door den graaf de Bombelles, bijgestaan door uitmuntende leermeesters, en betoonde een ongemeenen ijver in de beoefening der wetenschappen en vooral in het leeren van talen. Nadat hij in Italië onder het opperbevel van Radetzki blijken had gegeven van beleid en moed, baande de afstand van zijn oom Ferdinand I en die van zijn vader hem den weg tot den troon. Den isten. December 1840 werd hij in het leger te Olmütz meerderjarig verklaard en aanvaardde den volgenden dag het bestuur over een door staatkundige stormen geteisterd rijk. Gewapenderhand moest hij zich in het bezit stellen van zijn grondgebied, en terwijl Italië bukken moest voor het krijgsgeweld van Radetzki, snelde de Keizer naar Hongarije en gaf bij de bestorming van Raab aan zijn leger een schitterend voorbeeld van stoutmoedigheid. Na het beteugelen van den Hongaarsehen opstand en het sluiten van den vrede in Italië ontwikkelde zich Oostenrijks buitenlandsche politiek onder het ministérie Schwarzenberg met ongemeene kracht, terwijl hij den bloei der binnenlandsche welvaart zocht te bevorderen. De grondwet van 4 Maart 1849 werd opgeheven en het voormalige regeerstelsel gevolgd, doch zonder de afgeschafte misbruiken te herstellen.

Zelf bezocht hij de verschillende landen van zijn rijk, om zich met de eigenaardige behoeften der inwoners bekend te maken. Reeds in November 1849 ging hij naar Praag, in Mei 1850 naar Stiermarken, Kraïn en Triëst, en in September van dat jaar naar Vorarlberg. Een jaar later begaf hij zich naar Italië en vervolgens naar Galicië, — voorts in 1852 nogmaals naar Italië, Hongarije, Siebenbürgen en Croatië. In den aanvang van 1853 werd hij dooreen Hongaarschen sluipmoordenaar gevaarlijk gewond, en in den herfst van dat jaar vierde hij het verlovingsfeest met prinses Elizabeth, eene dochter van Max, hertog van Beijeren. Ook met zijne gemalin bezocht hij de verschillende Kroonlanden. Zijn oorlog tegen de Franschen en Piémontézen in 1859, eindigend met den afstand van Lombardije en den Vrede van Villa-Franca en dien van Zürich (10 November 1859), — tegen Pruissen, eindigend met den Vrede van Praag (1866), — de invoering van eene nieuwe grondwet (1861), — de vruchtelooze pogingen des Keizers, om eene hervorming van den Duitschen Bond tot stand te brengen (1863), — zijne maatregelen om Hongarije tot rust te brengen, — de toekenning van den naam van Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie aan zijn gebied (14 November 1868),— zijn binnenlandsch bestuur met verschillende ministériën, enz. vermelden wij in het geschiedkundig gedeelte van het artikel Oostenrijk.

Twee Koningen van Frankrijk, namelijk:

Frans I (1515—1547), geboren te Cognac in 1494. Hij was de zoon van Karel van Orléans, hertog van Angoulême en beklom na den dood van Lodewijk XII, ais kleinzoon van diens oom van vaderszijde, den lst™ Januarij 1515 den troon van Frankrijk. Uit roemzucht deed hij de aanspraken zijner voorvaderen gelden op de hertogdommen Genua en Milaan, terwijl de Zwitsers dit laatste in het bezit hadden gesteld van hertog Maximiliaan Sforza. Met een aanzienlijk leger trok hij over de Alpen en behaalde in September 1515 in de vlakten van Marignano eene schitterende overwinning op de Zwitsers, zoodat Sforza afstand moest doen van zijn hertogdom. Ook Genua onderwierp zich, en paus Leo X sloot met hem den vrede te Bologna en het concordaat van 1516.

In dat jaar kwam voorts de vrede te Noyon tot stand met Karel 1 van Spanje, later Keizer Karel V. Met dezen dong Frans I bij het overlijden van Keizer Maximiliaan naar de keizerskroon, besteedde groote sommen aan omkooperij, maar moest de vlag strijken voor zijn mededinger, met wien hij vervolgens een hardnekkigen oorlog voerde. Een Fransch leger trok in 1521 over de Pyreneeën en veroverde Navarra, maar moest weldra terugtrekken. Tevens ontbrandde de oorlog aan de Nederlandsche grenzen. Frans I veroverde Landrecy, Bouchain, en andere steden van Vlaanderen, terwijl Karel V zich meester maakte van Doornik.

Ook in Italië had hij tegen den Keizer en den Paus te vechten. In November 1521 werden de Franschen uit Milaan verdreven, en de slag bij Bicoca (2 April 1522) maakte hunne zaak reddeloos. Er kwam nog bij, dat de connetable Charles de Bourbon, gekrenkt door de vervolgingen der Koningin-moeder, Louize van Savoye, in dienst trad van den Keizer. Wel zond Frans I in Augustus 1523 een nieuw leger onder admiraal Bonnivet naar Italië, doch het werd den 14den April 1524 in den slag bij Romagnano door Lannoy, onderkoning van Napels, overwonnen. Toen de keizerlijke troepen daarna een inval deden in Provence, bragt de Koning snel een groot leger bijeen, noopte de vijanden tot wijken, en drong in October zelfs in Italië door. Hier sloeg hij in den winter het beleg voor Pavia, terwijl 10000 man Napels moesten bedreigen. Doch reeds in Februarij 1525 verscheen het keizerlijk leger voor Pavia en leverde er een slag, waarin het leger des Konings vernietigd en hij zelf gevangen genomen werd. Men bragt hem naar Madrid, waar hij zich gedwongen zag, het verdrag van 14 Januarij 1526 te sluiten, waarin hij zijne aanspraken op Napels, Milaan, Genua, Asti en op de opperheerschappij van Vlaanderen en Artois liet varen, het hertogdom Bourgondië afstond en de belofte aflegde, om met Eleonore, de zuster des Keizers, in het huwelijk te treden.

Tot aan de uitvoering dezer overeenkomst zouden zijne jongste twee zonen als gijzelaars in Spanje blijven. Men wisselde deze aan de grenzen uit tegen den vader, doch deze dacht onder een afkeurenswaardig voorbehoud er geen oogenblik aan, de gestelde bepalingen na te komen. Hij weigerde Bourgondië te missen, onder voorwendsel, dat de Standen het niet wilden toestaan, en sloot met paus Clemens VII en met eenige Italiaansche vorsten den 22sten Mei 1526 te Cognac de „Heilige Ligue”, om perk te stellen aan de veroveringszucht van den Keizer. Dientengevolge zond Frans I in 1527, nadat Rome door de keizerlijke troepen was ingenomen, een groot leger onder den maarschalk Lautrec naar Italië. De Franschen bemagtigden Genua, veroverden Pavia stormenderhand, bevrijdden den Paus en bedreigden Napels. Toch moest de Koning, door den oorlog uitgeput, den 5den Augustus 1527 den Vrede van Cambray sluiten, de vrijheid zijner zonen voor eene aanzienlijke som koopen, Italië ontruimen, de zuster des Keizers tot gemalin nemen, en hem zelven bijstaan tegen zijne voormalige bondgenooten. Dit kon echter niet lang duren, en Frans I maakte een verbond met den Paus, de Protestantsche Vorsten en den Sultan van Turkije. Toen Sforza in 1535 gestorven was, eischte hij, dat de Keizer het hertogdom zou toekennen aan een zijner zonen, en toen Karel V door beloften de zaak op de lange baan zocht te schuiven, viel hij plotselijk in Savoye; waarna de Keizer in 1536 naar Provence trok.

De inval van Soliman II in Hongarije veroorzaakte eindelijk in 1538 den tienjarigen wapenstilstand te Nizza. Op eene reis naar Vlaanderen bezocht de Keizer Frankrijk en beloofde nogmaals aan den Koning, dat hij een zijner zonen met Milaan zou beleenen, doch hij hield geen woord, zoodat Frans I wederom naar de wapens greep. Hij verbond zich met hertog Willem van Chef, met Denemarken en Zweden, en terwijl eene FranschTurksche vloot onder Barbarossa de kusten van Italië verwoestte, veroverde de hertog van Orléans in den zomer van 1542 Luxemburg, de hertog van Vendôme Artois, en de hertog van Chef Brabant. De Keizer verbond zich echter in 1543 met Hendrik VIII, koning van Engeland, om geheel Frankrijk te veroveren en bragt den hertog van Cleef tot onderwerping. In Maart 1544 behaalde het Fransche leger onder den graaf van Enghien bij Cerisolles in Italië eene glansrijke overwinning. Toch kon Frans 1 daarvan slechts geringe vruchten plukken, daar de Keizer in Julij in Champagne viel en Hendrik VIII met een talrijk leger te Calais landde. De belegering van Boulogne verhinderde evenwel een snel voortrukken naar Parijs, zoodat Frans I tijd won, om een leger bijeen te brengen en onderhandelingen aan te knoopen.

Daar voorts de Keizer gebrek had aan levensmiddelen en tevens door de Protestanten in Duitschland bedreigd werd, kwam reeds den 18den September 1544 de Vrede van Crespy tot stand, waarbij de Koning al zijne aanspraken op de landen des Keizers en deze de zijne op Bourgondië liet varen. Eerst 2 jaar later eindigde de oorlog met Engeland. Frans I overleed ten gevolge zijner uitputtingen den 31sten Maart 1547. Hij was een man van een ridderlijk en innemend, maar tevens van een onzedelijk, wispelturig en hartstogtelijk karakter. Onder zijne regéring werd Frankrijk eene absolute monarchie. Op zijne wijze bevorderde hij wetenschap en beschaving, doch deed vele ketters ter dood brengen en verbood in 1535 het drukken van boeken op straffe van de galg, terwijl hij vervolgens, toen hij tot de overtuiging kwam, dat zijn verbod onhoudbaar was, de censuur in voerde.

Frans II (1559—1560). Deze, geboren te Fontainebleau den 19den Januarij 1544, was een zoon van Hendrik II en Catharina dei Medici en beklom den troon den lOden Julij 1559. Reeds in 1558 had men den gebrekkelijken knaap in den echt verbonden niet de schoone Maria Stuart, de dochter van Jacobus V, Koning van Schotland. Maria bragt hare bloedverwanten, de R. Katholieke hertogen van Guise, aan het Hof en aan het hoofd van het bewind. Door hun hoogmoed en heerschzucht gekrenkt, verbonden zich de Protestantsche Prinsen van den bloede met hunne geloofsgenooten, om den Koning uit de magt der vreemdelingen te bevrijden en de Guises te verbannen. Deze zamenzwering kwam te Amboise tot stand; prins Louis de Condé en de la Renaudie, een Fransch edelman, stonden aan haar hoofd, maar zij werd in Maart 1560 ontdekt, waarop 1200 zaâmgezworenen werden ter dood gebragt. Ook de prins de Condé zou het schavot beklimmen, toen Frans II den 5den December 1560 overleed, aan zijn broeder Karel IX eene staatsschuld van 43 millioeii francs en een opkomenden burgeroorlog nalatende.

Twee Koningen der beide Siciliën, namelijk:

Frans I (Januarius Joseph), die van 1825 tot 1830 regeerde. Hij was een zoon van Ferdinand I en van aartshertogin Maria Carolina eene dochter van Keizerin Maria Theresia, werd geboren te Napels den 19den Augustus 1777 en na den dood van een ouderen broeder de vermoedelijke troonopvolger. Hij huwde in 1797 met aartshertogin Clementina, eene dochter van Keizer Leopold I, welke hem eene dochter (later hertogin van Berri) schonk, en na haren dood (1802) met Maria Isabella, eene dochter van Karel IV van Spanje, die moeder werd van een talrijk kroost. De Prins leefde, wegens de inneming van Napels door de Franschen, aan het Hof zijns vaders te Palermo en scheen — doch blijkbaar om zijne moeder tegen te werken — niet afkeerig van constitutionéle denkbeelden. Toen zijne moeder van Sicilië verwijderd was, benoemde zijn vader hem tot alter ego (plaatsvervanger) en luitenant-generaal des rijks, en in deze betrekking schonk hij, onder den invloed van den Britschen admiraal Bentinck, aan de Sicilianen eene grondwet, volgens welke een Parlement bijeenkwam; doch toen Bentinck in November 1813 vertrokken was, onthief Ferdinand zijn zoon aanstonds van de waardigheid van alter ego en ontbond het Parlement. Na de restauratie van 1815 keerde de Prins met het Hof naar Napels terug, waar hij als het hoofd der Calderari (het reactionaire graauw) beschouwd werd. Om de Sicilianen in toom te houden, zond zijn vader hem, na vooraf hem den titel van hertog van Calabrië te hebben verleend, in 1816 als gouverneur weder naar dat eiland, waar hij door een welwillend bestuur de toegenegenheid der ingezetenen verwierf. Toen in 1820 de revolutie te Napels uitbarstte, riep zijn vader hem derwaarts en bekleedde hem onder den titel van alter ego met het regéringsbeleid.

De Prins voegde zich aan de zijde der volksbeweging, bezwoer er den 13den Januarij eene grondwet, welke met die der Spaansche Cortes overeenkwam, en zond den populairen generaal Pepe naar Sicilië, om aldaar het bedreigde gezag te handhaven. Toch bezat hij als regent noch de bekwaamheid, noch den ernstigen wil, om de nieuwe orde van zaken duurzaam in stand te houden. Toen hij in 1821 de zekerheid ontving, dat de Oostenrijkers naar Napels zouden oprukken, om er de absolute monarchie te herstellen, bleef hij werkeloos, en toen eerstgenoemden zich onder Frimoni van zijne hoofdstad hadden meester gemaakt, verwijderde hij zich in stilte naar Caserta en snelde vervolgens naar Rome, waar hij zich met zijn absolutistischen vader verzoende, waarna zij zamen onder de bescherming der Oostenrijksche bajonetten hun plegtigen intogt hielden in Napels. Daarna leidde de Prins een ambteloos leven, totdat de dood zijns vaders (4 Januarij 1825) hem op den troon bragt. Men hoopte nu, op grond zijner voormalige gevoelens en daden, dat hij hervormingen zou invoeren in vrijzinnigen geest. Hij hield zich echter aan Oostenrijk, en verergerde de gesteldheid van zijn vaderland door een slecht en onmenschelijk bestuur. Toen de Oostenrijkers allengs het land verlieten, zocht hij steun bij zijne Zwitsersche huurlingen.

Zijn kamerdienaar, die niet eens kon lezen, verkocht de ambten, en geheime aanklagten benevens mishandeling van verdachte personen waren aan de orde van den dag. Toen in 1829 in het vlek Busco een begin van opstand plaats had, liet hij door del Caretto de inwoners over den kling jagen of verdrijven en alle gebouwen vernielen. In den herfst van dat jaar deed hij eene reis door Frankrijk en het Pyreneesche schiereiland, om zijne meestgeliefde dochter Maria Christina naar haren toekomstigen echtgenoot, Ferdinand VII, koning van Spanje, te begeleiden. Vandaar begaf hij zich weder naar Frankrijk, waar Karel X ter zijner eer velerlei feesten verordende, welke zijne geschokte gezondheid geheel en al ondermijnden. Hij overleed te Napels weinige maanden na zijn terugkeer op den 8sten November 1830. Hij had 7 dochters en 5 zonen en werd door zijn oudsten zoon Ferdinand II opgevolgd.

Frans II, een kleinzoon van den voorgaanden en een zoon van Ferdinand II en van prinses Christina van Savoye, die veertien dagen na zijne geboorte overleed. Hij aanschouwde het levenslicht op den 16den Januarij 1836, ontving zijne opvoeding van de Jezuïeten, bleef van de leiding der staatsaangelegenheden verwijderd en zag zich in de schaduw gesteld door zijne jongere halfbroeders, de zonen van aartshertogin Maria Theresia. Nadat hij in 1859 in het huwelijk was getreden met prinses Maria, eene dochter van hertog Max van Beijeren, erfde hij kort daarna door den dood zijns vaders onder niet zeer gunstige omstandigheden de kroon. Koning Victor Emanuël deed hem den voorslag, om zich met hem tegen Oostenrijk te vereenigen ter bevrijding van Italië, doch de jonge Koning, wees dien, op raad van zijn biechtvader Gallo, van de hand. Hg verviel tot eene volslagene werkeloosheid, terwijl zijn directeur van policie, Ajossa genaamd, binnen weinige maanden 5000 personen in hechtenis liet nemen, van welke vele tot ballingschap verwezen werden. Daarenboven werd het leger op 120000 man gebragt, waarna de camarilla onder de leiding van ’s Koning stiefmoeder het plan ontwierp, om door een inval in Toscane de reactie te bevorderen. Policiedwang noch legermagt echter kon den wankelenden troon redden. De Sicilianen kwamen in opstand, en toen Garibaldi er in Mei 1860 met 1000 man verscheen, maakte de revolutie er zoo snelle vorderingen, dat in het begin van Junij 20000 man Napolitaansche troepen het eiland verlieten en alleen de citadél van Messina in handen des Konings bleef.

In dien toestand vroeg Frans den bijstand der Groote Mogendheden en beloofde eene vrijzinnige grondwet. Inzonderheid wendde hij zich tot Napoleon III, doch werd door hem verwezen naar Turijn, waar hij echter geen gehoor meer vond voor zijne voorstellen. Eindelijk zond Frans den 25sten Junij zijne ministers weg, herstelde de constitutie van 1848, verleende eene algemeene amnestie en deed de plegtige belofte, dat hij eene vrijzinnige staatkunde zou volgen. Hij vond echter geen geloof. De militaire reactie gaf openbare blijken van haren af keer van de grondwet , en de vrijzinnige ministers, met Bomano aan het hoofd, onderhandelden met Garibaldi, welke zich sedert 21 Augustus op het vaste land des Koningrijks bevond. De generaals echter ontruimden bij de nadering van den grooten vrijheidsheld hunne positiën en verloren het gezag over het leger, en Frans II verliet den 6den Februarij onder protest zijne hoofdstad, waar Garibaldi denzelfden dag onder het gejubel der menigte binnentrok, hoewel de vaste punten nog in handen waren der Koningsgezinden. De Koning begaf zich naar het sterke Capua, en zijne aanhangers verzamelden er een deel der troepen, waarmede zij eenig voordeel behaalden op de benden van Garibaldi.

In de hoop, dat hij het feest van zijn beschermheilige te Napels zou kunnen vieren, rukte de Koning den lsten October met eene aanzienlijke overmagt tegen de vrijheidsmannen te velde, doch moest het onderspit delven. Toen voorts Victor Emanuël met zijne Piémontézen verscheen, gaf Capua den 2den November zich over met 11000 man Napolitanen. Nu wierp zich de Koning met het overschot zijner manschappen in Gaëta, dat eerlang door de Piémontézen van de landzijde werd ingesloten, en vervolgens ook van de zeezijde, nadat, op aandringen van Engeland, de Fransche vloot zich verwijderd had. De vesting werd met kracht verdedigd, maar moest den 13den Februarij 1861 capituléren. Frans II begaf zich toen met zijne heldhaftige gemalin naar Rome, waar hij het paleis Farnése betrok. Later heeft hij deze woonplaats met Weenen en deze voor korten tijd (1874) met Parijs verwisseld. .

Twee Hertogen van Modena, namelijk:

Frans IV, geboren den 6den October 1779 en overleden den 21sten Januarij 1846. Hij was een zoon van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk (een broeder van Keizer Jozef II en Leopold II) 'en van Maria Beatrice (♰ 1829), de laatste erfdochter van het Huis Este in Modena. Na den dood zijns vaders kwam hij niet aanstonds in het bezit van zijn hertogdom, maar eerst na den val van Napoleon. Hij beijverde zich in 1814 aanstonds de verbeteringen, door de Franschen aangebragt, nietig te verklaren, de Jezuïeten in het land te brengen, en de censuur benevens de geheime policie in te voeren. In Februarij 1831 brak er een opstand uit, zoodat hij de vlugt moest nemen, doch gesteund door de Oostenrijksche wapenen keerde hij spoedig terug. Gestrenge vervolgingen en straffen konden niet verhinderen, dat er al spoedig weder zamenzweringen plaats grepen, die de regering gelegenheid gaven tot nieuwe gruwelen.

Belemmering van elke vrije beweging onder het volk, heerschappij der Jezuïeten, procéssen tegen vrijheidlievende burgers en teregtstellingen kenmerkten het allertreurigst bestuur van dezen Hertog. Er bestond in Italië naauwelijks eenig land, waar het despotismus zoo teugelloos woedde. Als een voorbeeldig aanhanger der legitimiteit, weigerde hij Louis Philippe als wettigen koning van Frankrijk te erkennen, en ondersteunde in Spanje don Carlos. Hij was in 1812 gehuwd met Beatrice, eene dochter van Victor Emanuël, koning van Sardinië, die hem een zoon en 2 dochters schonk. Van deze is de oudste gehuwd met den graaf van Chambord, en de jongste met don Juan Carlos, den voormaligen pretendent en den vader van den tegenwoordigen.

Frans V, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den lsten Junij 1819, ontving zijne opleiding van de Jezuïeten en trad in 1842 in het huwelijk met Adélgonde, eene dochter van Lodewijk, Koning van Beijeren. Hij volgde in zijn bestuur het voetspoor van zijn vader, en voegde zich naar de Oostenrijksche staatkunde, hoewel de aanvankelijk zoo vrijzinnige paus Pius IX hem tot een meer gematigd regéringsbeleid zocht te bewegen. Tegen het einde van 1847 ontving hij eene Oostenrijksche bezetting in zijne hoofdstad en sloot met den Keizer van Oostenrijk een tractaat, waardoor deze geregtigd werd, om ieder oogenblik zijne troepen in Modena te laten binnenrukken. Toen bij den opstand te Milaan in Maart 1848 de Oostenrijkers de hertogdommen verlieten, verleende Frans V eene algemeene amnestie en begaf zich naar Weenen, waarna de burgers van Modena bij meerderheid besloten, om zich bij Sardinië te voegen. Inmiddels keerde de Hertog, na de nederlaag der Piémontézen op den 10den Augustus 1848, naar zijne hoofdstad terug, toonde zich aanvankelijk toegevend, maar deed het volgende jaar het volle gewigt van zijn toorn op de liberalen nederdalen. De wetten werden met de meeste gestrengheid toegepast, en de aangeklaagden door de half-Oostenrijksche militaire regtbanken alle bijna zonder uitzondering veroordeeld, de straffen somtijds door den Hertog verzwaard, en de vrijgesprokenen toch nog achter de grendels gehouden. Vooral werd de straf der stokslagen in toepassing gebragt.

Hij het uitbarsten van den oorlog van 1859 trok hij ten strijde tegen Napoleon III, dien hij niet als keizer had willen erkennen. Wapenen, kostbaarheden en 80 staatkundige gevangenen zond hij naar Mantua, en ook zelf trok hij derwaarts na den slag van Magenta. De Vrede van Villafranea bevestigde hem wel is waar in zijn hertogelijk bewind, maar het gelukte hem niet zulks wederom te aanvaarden. Oostenrijk kon hem niet langer helpen, en zijne eigene troepen waren niet talrijk genoeg, om Módena’s burgers tot onderwerping te dwingen, vooral daar deze met eene overgroote meerderheid besloten hadden, om zich bij Piémont te voegen. Er kwam nog bij, dat uit de geheime papieren des Hertogs bleek, dat hij Napoleon III met den naam van „gekroonden Robert Macaire” bestempeld had. Na dien tijd toefde Frans V te Weenen of op zijne goederen in Bohemen. Hij heeft geene wettige nakomelingen, zoodat met hem het Huis Este uitsterft.

Een Hertog van Anhalt-Dessau, te weten:

Leopóld Frederik Frans, geboren den 10den Augustus 1740. Hij was een zoon van prins Leopold Maximiliaan, diende in het begin van den Zevenjarigen Oorlog in het Pruissische leger, nam wegens de ongesteldheid van zijn oom prins Dietrich, die gedurende zijne minderjarigheid (sedert 1751) het bewind voerde, zijn ontslag, en aanvaardde, na zijne meerderjarigverklaring, op den 20sten October 1758 zelf de regéring. Om zijne onderdanen, onder oorlogslasten diep gebukt, te ondersteunen, verkocht hij zijn zilver en betaalde de oorlogsschatting uit zijne eigene kas. Na het sluiten van den vrede deed hij eene reis door Europa en knoopte betrekkingen aan met geleerden en kunstenaars. Met ervaring en menschenkennis verrijkt, keerde deze beschaafde Vorst naar zijne Staten terug, trad er in 1767 in het huwelijk met de schoone en ontwikkelde Louize Henriëtte Wilhelmine van Brandenburg-Schwedt en spaarde geene moeite om het voorkomen van zijn land te verfraaijen en de welvaart der ingezetenen te bevorderen. Door zijne medewerking werd in 1774 het Philanthropinum gesticht, in 1785 de stadsschool te Dessau en in 1803 die te Zerbst geheel en al gereorganiseerd, en in 1786 een opvoedingsgesticht voor meisjes te Dessau en in 1806 eene te Zerbst gebouwd.

Voorts verrees er eene kweekschool voor onderwijzers, een muziekgezelschap, een schouwburg enz., terwijl hij kunstenaars en geleerden van elders derwaarts riep. Ook zorgde hij voor den aanleg van wegen, bruggen enz., en poogde den landbouw te verbeteren. Niet minder zorg besteedde hij aan het derde gedeelte van het vorstendom Anhalt-Zerbst, hem in 1798 ten deel gevallen. Alle schulden werden er vereffend, de lasten verminderd en de welvaart aanmerkelijk verhoogd. Door zijn standvastig karakter verwierf hij de toegenegenheid van Napoleon I, en dit bewaarde zijn land voor groote ongelegenheden. In 1807 werd hij lid van den Rijnbond, ontving den titel van hertog, en overleed den 9den Augustus 1817.