Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kuster

betekenis & definitie

Kuster (Ludolphus), een verdienstelijk letterkundige, geboren in Februarij 1670 te Blomberg in Westfalen, ontving eene uitmuntende opleiding en werd huisonderwijzer bij den graaf von Schwerin, eerste minister van den Koning van Pruissen. Toen hij deze betrekking neêrlegde, ontving hij van den graaf een aanzienlijk jaargeld en het vooruitzigt op een leerstoel in de letteren. Hij volbragt nu eene reis door Duitschland, Frankrijk, Engeland en Holland. Eerst ging hij naar Frankfort, waar hij eenigen tijd in de regten studeerde, en toen naar Antwerpen, Leiden en Utrecht, waar hij verschillende boeken schreef.

In 1699 vertrok hij naar Engeland en in 1700 naar Frankrijk, waar hij eenige handschriften van Swidas onderzocht. Tegen het einde van dat jaar keerde hij naar Engeland terug en bezorgde er eene uitgave van het woordenboek van laatstgenoemden schrijver. De universiteit te Cambridge schonk hem den titel van doctor en wenschte hem aldaar te behouden, doch hij werd naar Berlijn geroepen om er den hem toegezegden leerstoel te aanvaarden. Weldra echter, oordeelende dat hem onregt gedaan werd, nam hij zijn ontslag en begaf zich naar Amsterdam, waar hij met onderscheidene geleerde mannen, zooals Hemsterhuis, Broekhuyzen enz., vriendschappelijke betrekkingen aanknoopte. Later vestigde hij zich te Rotterdam en vervolgens te Antwerpen, waar de Jezuïeten hem overhaalden om de R. Katholieke godsdienst te omhelzen. Den 25sten Julij 1713 zwoer hij te Parijs het Protestantismus af, ontving van den Koning een jaargeld van 2000 livres, werd buitengewoon lid van de Académie des Inscriptions, en overleed den 12den October 1716. Hij schreef: „Historia critica Homeri (1696)”, — „Bibliotheca novorum librorum (1697—1699)’’, — „Jamblichi de vita Pythagorae liber etc. (1707)”, — „Suida lexicon etc. (1706, 3 dln)”, — „De musaeo Alexandrino diatribe”, — „Ludovici Savoti dissertationes de nummis antiquis”, — „Aristophanis comoediae undecim (1710)”, — „Novum testamentum graecum (1710)”, uitgegeven te Leiden, — „Epistola etc. (1713)”, desgelijks te Leiden, — „De vero usu verborum mediorum apud Graecos etc. (1714)”, — „Explication d’une inscription grecque (1715)”, —en „Nova cohors Musarum (1699)”, uitgegeven te Utrecht.

< >