Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kunst-academie

betekenis & definitie

Kunst-académie of académie van beeldende kunst is gewoonlijk de naam van inrigtingen van onderwijs , waar jeugdige kunstenaars hunne opleiding ontvangen. De eerste sporen van eene dergelijke inrigting vindt men bij Squarcione, de stichter der schilderschool te Padua, die door zijne verzameling van antieke kunstgewrochten een belangrijken invloed had op de Italiaansche kunstenaars der 15de eeuw. De school, door Leonardo da Vinci te Milaan geopend, droeg reeds den naam van académie, doch van eene eigenlijke académie kon eerst sprake zijn in den bloeitijd van Ludovico Caracci, de stichter der schilderschool te Bologna. Na dien tijd verving de kunstschool het bezoek der ateliers, en wel te meer naar gelang het verband tusschen de kunst en het volksleven losser werd.

Toen de kunst in de dagen van Lodewijk XIV van de geur van het Hof doortrokken werd, moesten overal van het Hof afhankelijke académiën verrijzen. Zoo ontstonden er kunstacadémiën te Parijs (1648), ie Berlijn (1694), te Dresden (1697) en te Weenen (1726). Waren zij in sommige opzigten bevorderlijk voor de kunst, zij belemmerden ook vaak de vrije ontwikkeling van deze, weshalve zij door mannen als Carstens, Schick, Koek, Thorwaldssen enz. als kunstverknoeisters werden veroordeeld. Wij mogen echter niet vergeten, dat de zoodanigen, die aanleg hebben voor de kunst en zich met geestdrift aan hare dienst willen wijden, aan dergelijke inrigtingen gelegenheid vinden, om zich te oefenen in verschillende vakken, die voor hen onmisbaar zijn, in de wiskunde, het perspectief, de ontleedkunde, de kunstgeschiedenis en voorts in alles wat betrekking heeft op het technische gedeelte van hun beroep. Door het herleven der kunst hebben de académiën in onzen tijd eene betere inrigting verkregen. Cornelius en Schadow hebben zich verdienstelijk gemaakt door eene geleidelijke hervorming van die te München en te Düsseldorf. Men vindt voorts dergelijke scholen voor kunst in Duitschland te Dresden, Berlijn, Karlsruhe, Weimar enz., — en in ons Vaderland te Amsterdam, ’s Gravenhage, Rotterdam en Groningen.

< >