Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Krom

betekenis & definitie

Krom (Hermanus Johannes), een verdienstelijk godgeleerde, geboren te ’s Gravenhage in 1728, was achtervolgens predikant te Linschoten, Sliedrecht, Tiel en Middelburg en werd in 1775 aldaar hoogleeraar in de kerkgeschiedenis, welke betrekking hij aanvaardde met eene: „Oratio de vera et imaginaria Ecclesiae Christianae prosperitate, praecipue ex historia ecclesiastica spectata.” Hij overleed den 24sten December 1804. Van zijne geschriften vermelden wij: „Over Genesis (1781)”, — „Ontwerp eener beschrijving van het planetarium, staande in het museum te Middelburg (1791)”, — „De geschiedenis van de schepping opgehelderd en verdedigd (1791)”, — „Diatribe de authentia dialogi Justini Martyris cum Tryphone Judaeo (1792)”, —„Verhandeling ter beantwoording van eenige zwarigheden uit de beschouwing der natuur afgeleid tegen het berigt van Mozes aangaande den ouderdom der wereld (1795)”, —„Betoog dat de beoefening der natuur- en sterrekunde niet strijdig is met de erkentenis der goddelijke openbaring (1793)”, — „De waarde der horoscoopkunst (1795)”, — „Godgeleerde, uitlegkundige en wijsgeerige verhandelingen (1796, 2 dln)”, — en „Verhandeling over eenige bijzonderheden in de Theodicée van Paulus enz. 1802)”. — Zijn zoon, Johannes Hermanus Krom, geboren te Tiel den 8sten Maart 1768 en achtervolgens predikant te Ochten, Noordeloos, Poortvliet, Loenen aan de Vecht, en Gouda, waar hij den 23sten December 1827 overleed, was lid van verschillende kerkelijke besturen en schreef: „Johannes de Dooper, een leerboek voor den tegenwoordigen tijd (1804, 3 stukken)”, — „Drie leerredenen (1815)”, — „Ernst en Luim of brieven van eene vriendin over de theorie der geestenkunde van J. H. Jung, gezegd Stilling (1816)”, — „Henriette Stolp, eene geschiedenis ter bevordering van godsdienstige kennis (1827)”, enz.

< >