Koerland, eene der Russische Oostzee-provinciën, was voorheen een zelfstandig hertogdom, hetwelk eigenlijk uit twee hertogdommen, Koerland en Semgallen, bestond. Dit laatste was het oostelijk gedeelte en behoorde met Lijfland aan de Zwaardridders.
Toen echter Rusland zijn gebied uitbreidde en de Zwaardridders zich in Lijfland niet langer konden staande houden, stond de laatste grootmeester, Gotthard Kettler, in 1561 Lijfland af en verkreeg Koerland en Semgallen in leen van Polen. Hierdoor werd de geestelijke magt dier Orde in eene wereldlijke herschapen, daar het leen van Kettler tot in de 18de eeuw in het bezit bleef van zijne nakomelingen. Ten gevolge van het huwelijk van hertog Friederich Wilhelm van Koerland met de Russische prinses Anna, eene dochter van czaar Iwan (1710), en vooral door het overlijden van den Hertog, waarna Anna onder de beschermheerschappij van Peter de Groote regentes bleef, kwam Koerland allengs onder den schepter van Rusland en hierdoor in verwikkeling met Polen, hetwelk de hertogen van Koerland als zijne vasallen beschouwde. Toen voorts na den dood van Peter de Groote hertogin Anna den Russischen troon beklom (1730), handhaafde zij met goed gevolg de regten van haren oom en opvolger in Koerland, hertog Ferdinand. Na den dood van dezen (1737) werd door Anna’s invloed haar gunsteling Biron tot hertog van Koerland verheven. Deze echter wist zich niet bemind te maken en zag zich na het overlijden van Anna (1740) door haren opvolger Iwan V naar Siberië verbannen.
Na onderscheidene vruchtelooze hertogskeuzen werd echter Biron door Peter III uit Siberië teruggeroepen en door Catharina II (1763) in zijne regten hersteld, — ja, eindelijk door de Polen erkend, zoodat hij in 1769 ongehinderd zijn bewind aan zijn zoon Peter kon overdragen. Onder het bestuur van dezen ontstonden er ernstige onlusten. De Koerdische Landdag, door den adel gevormd, nam het besluit (18 Maart 1795), dat men zich aan den Russischen schepter onderwerpen zou en eischte van den Hertog, die zich te Petersburg bevond, dat hij vrijwillig afstand zou doen van zijn gebied. Hij ging hiertoe over tegen schadeloosstelling, en Koerland werd eene Russische provincie. Intusschen behield het gedeeltelijk zijne eigene wetten en instellingen, waardoor de adel begunstigd en de landbouwende stand verdrukt werd, hoewel keizer Alexander in 1817 eene oirkonde bevestigde, waardoor het lijfeigenschap opgeheven en het regt der landbouwers tegen de aanmatigingen van den adel beveiligd werd.
Koerland heeft eene uitgebreidheid van 495⅓ □ geogr. mijl en telt omstreeks 620000, meerendeels Protestantsche Christenen. Het heeft een vlakken bodem, slechts hier en daar bedekt met heuvelreeksen en met vele bosschen, moerassen en meren, welke afwisselen met zeer vruchtbare streken. Het noordelijk gedeelte des lands eindigt in Kaap Domes-Naes, alwaar zich, evenals op het tegenoverliggend eiland Oesel, een vuurtoren verheft. Het hoogste punt van Koerland, de Hüningsberg, verheft zich slechts een paar honderd Ned. el. Tot de rivieren behooren er de Windau, de Koerische Aa en de Düna. Van de 300 meren, die te zamen eene oppervlakte beslaan van ruim 3 □ geogr. mijl zijn die van Oesmaiten (1⅗de □ geogr. mijl), waarin zich een eiland bevindt, van Libau, Anger en Saoeken de voornaamste. Het klimaat is er gematigder dan in Lijfland, doch de winter gewoonlijk zeer guur. Landbouw, visscherij, jagt en veeteelt zijn de voornaamste bezigheden der inwoners; ook bloeit er de bijenteelt, en men vindt aan de kust veel barnsteen.
De nijverheid heeft er nog niet veel te beteekenen en zelfs de handel is er niet aanzienlijk. De hoofdstad Mitau kan men ter nauwernood eene koopstad noemen; doch Libau en Windau zijn in dit opzicht van meer beteekenis. De bevolking der 21 steden bestaat er grootendeels uit Duitschers; de landbouwers daarentegen zijn gedeeltelijk Letten of Koeren, gedeeltelijk Estnische stammen, zooals Liven en Krewinnen. Van deze laatsten heeft men er echter slechts weinige duizenden.