Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Köchlin

betekenis & definitie

Köchlin is de naam van een groot en vermaard fabrikantengeslacht, hetwelk tot ontwikkeling der nijverheid in den Elzas veel heeft gedaan.

Daartoe behooren: Samuël Köchlin, geboren te Mühlhausen in 1719. Hij stichtte er in 1746 met Jakob Schmaltzer en Heinrich Dollfus de eerste fabriek van bonte katoenen stoffen (indiennes), en overleed aldaar in 1771, acht zonen nalatende, van welke 6 zich bij het fabriekwezen en den handel bepaalden. — De oudste zoon, Johann Köchlin, geboren in 1746 en overleden in 1836, stichtte met 2 zijner broeders, Josua en Hartmann, eene dergelijke fabriek, onttrok zich echter later aan de zaak en deed te Mühlhausen eene school voor kooplieden verrijzen. Nadat hij voorts weder eene reeks van jaren op het gebied der nijverheid was werkzaam geweest, werd hij in 1802 deelgenoot in de fabriek van zijn zoon Nïkolaus Köchlin (geboren in 1781), die onder de firma Köchlin Frères zijne katoenindustrie in den Elzas aanmerkelijk uitbreidde, zoodat de meeste familieleden daarin betrokken waren. Zij kwam in 1836 onder het bestuur van een jongeren broeder, Daniël Köchlin.

Toen in 1814 de Verbondene Mogendheden in Frankrijk vielen, bood Nikolaus Köchlin met een aantal leden van zijn geslacht den Keizer zijne diensten aan en zag zich geplaatst bij den generalen staf van den maarschalk Lefèbvre. In 1815 voerde hij zelfs een guerilla-oorlog in de Vogezen. In 1826 werd hij, in plaats van zijn broeder Jacob, in de Kamer van Afgevaardigden gekozen, waar hij plaats nam aan de uiterste linker zijde. Na de Julij-revolutie, welke hij ijverig ondersteunde, verhief hij gedurig zijne stem ten behoeve der handelsvrijheid. In 1841 echter legde hij zijn mandaat neder, om zich geheel en al te wijden aan het leggen van den spoorweg van Basel naar Straatsburg. In Februari] 1848 benoemde het Voorloopig Bewind hem tot commissaris van het departement Haut-Rhin, en het gelukte hem met zachtmoedigheid de opgewondene volksmenigte tot bedaren te brengen. Hij overleed den 15den julij 1852. — Zijn broeder en deelgenoot in dezelfde zaak, Jakob Köchlin, geboren in 1784, heeft zich desgelijks jegens de nijverheid zeer verdienstelijk gemaakt. In 1814 was hij maire van Mϋhlhausen doch werd bij de komst der Verbondene Mogendheden in hechtenis genomen.

Na het sluiten van den vrede herkreeg hij zijn ambt en behield het tot in 1820. Toen werd hij door de Hofpartij verdrongen. Daarentegen kozen zijne medeburgers hem tot lid der Kamer. Ter gelegenheid van de voorgewende zamenzwering van Caron (zie aldaar) bragt hij als afgevaardigde (1822) de handelingen aan het licht der ultra-royalisten, die het bestaan van zamenzweringen voorgaven, om bloedige wraak te kunnen nemen. Toen de Kamer den moed niet had, om deswege een onderzoek in te stellen, gaf hij eene brochure uit, die hem, behalve geldboete, eene gevangenisstraf van 6 maanden bezorgde.

Nadat hij in 1824 in zijn district wederom tot afgevaardigde gekozen was, kwam hij in verzet tegen de schadeloosstelling der uitgewekenen. In 1826 echter keerde hij tot het ambteloos leven terug, en overleed den 16den November 1834. — Boven reeds genoemde Daniël Köchlin, geboren den 6den November 1785, een ervaren scheikundige, werd op zijn 17de jaar reeds deelgenoot in de zaak van zijn vader en verbeterde die aanmerkelijk door zijne uitvindingen op het gebied der scheikunde, met betrekking tot het verwen en drukken der katoenen. — Een neef van deze 3 broeders, Andréas Köchlin, kwam in 1818 aan het hoofd der groote fabriek van Dollfus-Mieg en Comp. en bezorgde haar een ongemeenen bloei. In 1830 stichtte hij voorts te Mϋhlhausen eene afzonderlijke machinenfabriek met eene ijzergieterij. In 1830 werd hij maire van Mϋhlhausen en tot 1848 had hij gedurig zitting in de Kamer, waar hij vooral de politiek van Guizot ondersteunde. Hij overleed te Mϋhlhausen den 18den April 1871.

< >