Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Klucht

betekenis & definitie

Klucht (De), hetzelfde als Kluft (van klieven), een woord, dat afdeeling beteekent en nu nog hier en daar van stadswijk gebezigd wordt, is de dramatische vorm van het laag-komieke.

Men vindt daarin geene dwalingen van hart of verstand, maar enkel grappige toestanden en verwikkelingen, — geene karakterteekening, maar belagchelpke voorstellingen, zelfs zóó, dat de oude Italiaansche maskers, Arlechino, Pierrot, Pantaleone en Colombine, vaak optraden zonder te spreken.

De klucht bepaalt zich bij het naïef-aardige en mag evenmin afdalen tot het gemeene als zich verheffen tot zedekundige bespiegelingen. Reeds vroeg was zij ook in ons land in zwang en werd opgevoerd na het abel spel. Zij droeg ook den naam van sotternie, die meer haar eigenaardig karakter uitdrukt. Klachten van vroegeren tijd zijn vooral merkwaardig, omdat zij tafereelen opleveren van het toenmalige volksleven. Wij hebben er zelfs een 6-tal uit het midden der 14de eeuw, welke de titels dragen: „Die bussenblaser”, — „Die sotternie van Lippyn”, — „Die hexe”, — „Drie daghe here”, — „Die truwante”, — en „Rubben”. Na de herleving der classieke letterkunde en vooral na de Hervorming werd men in Noord-Nederland te deftig, om zich met zulke „Sotternieën” veel af te geven, vooral ook omdat deze te zeer ontaardden door aardigheid met onkieschheid te verwarren.

Een en ander was oorzaak dat de aloude, echt-nationale klucht in het blijspel herschapen werd. Ook Ooster schreef in het begin der 17de eeuw eene klucht, getiteld: „Meyster Berendt", die niet veel beteekent en zich evenmin door kiesheid onderscheidt. Uit dienzelfden tijd, maar oneindig veel beter, zijn de kluchten van Brederoo, namelpk: „De klucht van de Koe”, — „Symen sonder Soeticheit”, — en „De klucht van de Meulenaer”. Eene andere — die „Van den Hoogduitschen Quacksalver” — is wel onder zijne werken opgenomen, maar vermoedelijk niet van hem afkomstig. Van veel minder gehalte waren: De klucht van Claes Kliek” en „De klucht van Claes Cloet” van C. Biestkens, desgelijks uit dien tijd. In het laatste der 17de eeuw was vooral Asselijn vermaard wegens zijne kluchtspelen, van welke wij noemen: „De Stiefmoer”, — „De Stiefvaer”, — „De schijnheilige vrouw”, — „De Schoorsteenveger door liefde”, enz.

< >