Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Keuken

betekenis & definitie

Keuken (De) noemt men dat gedeelte van een woonhuis, waar alle werkzaamheden plaats grijpen, die op de bereiding der spijzen betrekking hebben. Zij is dus eene zaak van groot belang en ten opzigte van ligging, grootte en inrigting onze opmerkzaamheid overwaardig, dewijl op die omstandigheden moet gelet worden, indien zij voldoen zal aan de eischen van den tegenwoordigen tijd.

Men moet bij het bouwen van een huis er op bedacht wezen, dat de keuken licht en luchtig en zoo koel mogelijk, dus aan de noordzijde en niet te ver van de woon- en eetkamer verwijderd zij, doch door een portaal, gang of tusschenvertrek van deze gescheiden, opdat men geen hinder hebbe van de dampen en van den reuk der spijzen. Kelder en provisiekamer moeten zich in de onmiddellijke nabijheid van de keuken bevinden. De keukenmuren moeten bepleisterd en gewit worden en men legt er bij voorkeur een steenen vloer, om alle gevaar van brand te voorkomen. Bij voorkeur bouwt men de keuken gelijkvloers; men heeft er echter ook op de bovenverdieping, vanwaar dan de schotels naar de eetzaal worden neêrgelaten.

Eene keuken dient voorzien te wezen van een kooktoestel (vuurhaard, fournuis, kookkagchel), — voorts van eene aanregtbank voor het toebereiden van spijzen, van kasten met keukengereedschap, regen- en welwaterspomp, een gootsteen en een ventilatietoestel. Van groot belang is inzonderheid de kooktoestel; men heeft er van zeer verschillende gedaante en inrigting, naar gelang zij voor eene kleine of groote huishouding moeten dienen. De eisch, dien men aan zoodanigen toestel in eene burgerwoning kan stellen, is deze, dat hij bij de minst mogelijke brandstof de meest mogeIijke hitte levere, opdat de bereiding der spijzen met spoed geschiede, terwijl die hitte niet in de keuken zoodanig mag uitstralen, dat het keukenpersoneel er hinder van heeft. Zulk een toestel moet evenzeer geschikt wezen, om een grooten als om een kleinen maaltijd in gereedheid te brengen. Ook mag hij in de keuken geen rook verspreiden.

De eenvoudigste toestel tot spijsbereiding is de open haard, — niets anders dan een gemetselde kolk, met een rooster gedekt, waarop de brandstof geplaatst wordt, of ook van boven belegd met eene ijzeren plaat met eene beroosterde opening boven dien kolk. Boven zulk een haard heeft men een open schoorsteen met een vrij wijden mantel, om den rook op te vangen. Als het vuur brandt, hangt men een pot of ketel aan een ijzeren ketting of stang er boven. Geriefelijker, is het fournuis (fig. 1), hetwelk doorgaans van steen is opgemetseld en van boven voorzien van eene ijzeren plaat met een aantal gaten, waarin men potten en pannen kan plaatsen.

De hitte wordt onder die plaat geleid. Daarop kan men echter moeijelijk braden, omdat de warmte niet werkt op de bovenzijde van het gebraad , weshalve men er een braadoven (fig. 2) bijvoegt, die met hetzelfde vuur kan verwarmd worden. Veel meer gemak evenwel heeft men van kookmachines met een drietal verdiepingen, zooals in fig. 3 en 4 zijn afgebeeld, terwijl die, welke in flg. 5 is voorgesteld, te pas komt voor het bereiden van maaltijden voor 20 tot 25 personen. Men gevoelt het, dat de onderste oven, onmiddellijk boven het vuur, vooral dient tot braden en koken, — de tweede tot bakken en roosten, — en de derde tot het warmhouden der geregten of tot het verwarmen van schotels en borden. Zulke toestellen zijn voorzien van een waterreservoir met eene kraan, waarin zich steeds warm water bevindt. Eene uitstekende inrigting tot verwarming van strijkbouten ziet men in fig.

6; zij bestaat in eene plaat, waarin men zoodanige gaten heeft laten maken, dat de bouten er bijna geheel inzinken. Natuurlijk plaatst men zulk eene plaat met de bouten boven de vlam.

Het is voorts van groot belang, dat de hitte zooveel mogelijk de verschillende zijden der ovens bereikt, zoodat men de vlam moet laten circuléren, gelijk in fig. 7 en 8 is aangewezen. — Men heeft ook stoomkooktoestellen, welke zeer goed voldoen, omdat de spanning van den stoom eene aanmerkelijke hitte doet ontstaan. Op eenvoudige wijze kan men daarvan gebruik maken door middel van een pot met dubbelen wand (fig. 9), welke laatste nabij den bovenrand met vele gaten is doorboord. Tusschen de wanden doet men water, en in den binnensten pot de spijs. Daarna sluit men den pot luchtdigt en plaatst hem op het vuur. Het water, in stoom overgaande, dringt dan door genoemde gaten in de spijs en maakt deze week en malsch.

Tot het afwasschen van keukengereedschap gebruikt men een gootsteen, voorzien van eene buis, waardoor het vuile water wegloopt. Komt de buis uit in een riool, dan verhindert men het doordringen der daaruit opstijgende uitwaseming in de keuken door eene inrigting als in fig. 10 is voorgesteld. Men ziet, dat de bovenste pijp afdaalt in een waterzak, zoodat de buitenlucht door eene waterlaag is afgesloten. Eindelijk geven wij in fig. 11 de afbeelding van een zeer aanbevolen toestel tot het reinigen van keuken- en tafelgereedschap ; hij bestaat uit 4 nevens elkander geplaatste bakken, die met zink zijn bekleed. De eerste dient tot afwassching, de tweede tot spoelen, de derde tot afdruiping, en de vierde is van den reeds beschreven gootsteen voorzien. In elk der eerste 3 bakken is eene klep, bij wier opening het water wegloopt naar den vierden bak.