Kernbijters (Coccothraustes) noemt men eene groep van vogels uit het geslacht der vinken. Zij hebben een plomp, kort en dik ligchaam en een sterken, kegelvormigen snavel, waarmede zij de sterkste steenkernen kunnen openen. De gewone kernbijter, die in Midden-Europa woont, heeft aan de keel, den oorsprong van den snavel en op de vleugels eene zwarte, op den rug eene bruine, bij den nek eene grijze en naar achteren en aan de zijde eene roodachtig-geelbruine kleur, — althans het mannetje in zijn winterkleed. Het zijn gezellige vogels, die des winters naar het zuiden van ons werelddeel trekken, doch in Maart terugkeeren en zich liefst ophouden in loofwouden in de nabijheid van tuinen.
In het voorjaar eten zij gaarne beukels, en zij verdelgen tevens vele kevers en andere insecten, terwijl zij zich in den zomer gaarne vergasten aan kersen. Het is hun echter niet te doen om het vleesch,maar om de steenen, die zij met vaardigheid breken, om vervolgens het zaad te nuttigen. Een troep kernbijters kan in korten tijd groote schade aan een kersenboomgaard veroorzaken, terwijl deze vogels alleen door netten en geweerschoten verhinderd kunnen worden in hunne roofzucht. Hunne groote napvormige nesten zijn gebouwd van takjes en bekleed met haar en wol; daarin legt het wijfje 4 groenachtig-grijze, bruingevlekte eijeren, en het mannetje komt bij het broeden haar omstreeks op den middag aflossen. Van de soorten vermelden wij: Den gewonen kernbijter (C. vulgaris Pall., zie bijgaande afbeelding) , — den groenen kernbijter (C. chloris Cuv.), — en de graauwvink (C. petronia Cuv.).