Kedron of Kidron is de naam van een dal met eene beek nabij Jerusalem, aan de noordzijde van deze stad, nabij de zoogenaamde „Graven der Richteren”. Het dal neemt een aanvang op de waterscheiding tusschen de Middellandsche en de Doode Zee. Het loopt thans onder den naam van Wadi-Sitti-Mariam langs den oostelijken muur der stad, tusschen dezen en den Olijfberg, van het noorden naar het zuiden, neemt aan de westzijde het dal Hinnom (thans Wadi-en Rababi) op, en wendt zich dan met een regten hoek oostwaarts en zuidoostwaarts, als eene kloof ter diepte van ruim 600 Ned. el, langs het klooster Mar-Saba, en vereenigt zich beneden de rotsklip Ras-el-Feschka met de Doode Zee. In zijn benedenloop draagt het dal den naam van Wâdi-en-Nar (Vuurdal), — in de omstreken van het klooster dien van Wâdi-en-Râhib (Monniksdal), en bij Jerusalem dien van Dal-Josaphat (Godsgerigtsdal, ontleend aan Joël III: 17).
Israëlieten, Christenen en Mohammedanen houden het Kedron-dal voor het oord, waar het „laatste oordeel” zal plaats hebben, weshalve zij bij voorkeur dáár wenschen begraven te worden. De naam Dal-Josaphat komt eerst voor sedert de 4de eeuw na Chr. De oudere naam is Kedron of Kidron en beteekent „De troebele”.