Kalkspaat (calciet, rhomboëdrische kalkhaloïde) is de naam eener delfstof, welke in zeer vele verscheidenheden optreedt en, volgens Naumann, tot de orde der watervrije haloïden en tot de familie der rhomboëdrische koolzure zouten behoort. Het is in kristallijnen toestand zeer splijtbaar volgens de 3 vlakken van een stompen rhomboëder van 105° 8', heeft eene zelden zigtbare schelpachtige breuk, en is digt en aardachtig. In vasten toestand is zijne hardheid = 3, — zijn soortelijk gewigt =2,6. Het is doorzigtig tot ondoorzigtig, en heeft in het eerste geval eene merkwaardige dubbele straalbreking (dubbelspaat), — voorts is het glasglanzig tot mat, parelmoerglanzig op de bladerige breuk, waterhelder, wit, somtijds geel, rood, bruin, zwart, zelden groen of blaauw.
Het is enkelvoudig koolzuur calcium; in zuiveren toestand bevat het 44% koolzuur en 56% kalkaarde; niettemin zijn van deze laatste wel eens eenige deelen vervangen door magnesia, ijzer- en mangaanoxydule en in enkele gevallen door zinkoxyde. Dikwijls is het doordrongen van bitumen (stinkspaat), somtijds vermengd met kool (anthrakoniet), en dikwijls met leem (mergelkalk) of kiezelaarde (kiezelkalk). Het is in zout- en salpeterzuur oplosbaar onder sterk opbruisen, — zelfs in azijnzuur, zoodat er bij zuiveren toestand niets onopgelost overbluft. In zuiver water is het onoplosbaar, maar het lost op in koolzuurhoudend water of als dubbelkoolzuur calcium. Voor de blaasbuis is het kiezelvrij kalkspaat onsmeltbaar; het geeft bij gloeijing een helder licht, wordt bijtend en kleurt rood lakmoespapier blaauw. De verscheidenheden brengen wij tot de volgende groepen: kristallijn en gekristalliseerd kalkspaat, digt kalkspaat, aardachtig kalkspaat en met vreemde zelfstandigheden vermengd kalkspaat.
Tot die kalkspaatsoorten behoort het salinische marmer, dat vooral in gneis en glimmerlei serpentijn vormt, en met dezen gemengd het ophicalciet doet ontstaan, waarin zich velerlei delfstoffen, inzonderheid silicaten, bevinden. Nog meer verspreid is de kalksteen in de fossielenbevattende bezinkingen van den voortijd.
Waterhelder kalkspaat of dubbelspaat gebruikt men tot het verrigten van optische proeven, — doorschijnend wit-geelachtig kalksinter of kalkalbast tot ornamenten, — en korreligen kalksteen of marmer tot beeldhouwwerk. De ouden gebruikten dat van Paros en Peutelicon, — de nieuweren dat van Carrara. Voorts bezigt men tot velerlei doeleinden den digten, fraai-gekleurden kalksteen of het gewoon marmer, — vooral voor tafelbladen en haardbedekkingen. Gewone digte kalksteen is een voortreffelijke steen voor gebouwen, alsmede de travertino en zelfs de tufsteen. Verschillende soorten van kalkspaat leveren grondstof voor kalkbranderijen, en de dikke kalkleiplaten van Solenhofen zijn als lithographische steenen in gebruik, terwijl men de minder kostbare soorten tot bevloering bezigt.