Onder dezen naam vermelden wij:
Josias, koning van Juda (642—611 vóór Chr.). Hij was de zoon en opvolger van Amon en maakte zich verdienstelijk door het uitroeijen der afgoderij en het herstellen der dienst van Jahveh. In den slag bij Megiddo tegen Necho, koning van Egypte, werd hij zwaar gewond en overleed kort daarna te Jerusalem.
Friedrich J. Josias, prins van Saksen-Coburg, geboren den 26sten December 1737. Hij was de derde zoon van Frans Josias, trad in 1756 als ritmeester in Oostenrijksche dienst, nam deel aan den Zevenjarigen Oorlog,klom op tot den rang van luitenant-veldmaarschalk en werd in 1786 militaire bevelhebber in Galicië. In den oorlog tegen de Turken (1788) voerde hij, onder Laudon, bevel over een armeekorps en bezette Moldavië. Na de verovering van Choczim en de zegepraal bij Foksjani versloeg hij de Turken bij Martinestie, werd veldmaarschalk en trok binnen de muren van Boekarest. Na het sluiten van den vrede was hij vele jaren kommandant in Hongarije en zag zich in 1792 benoemd tot opperbevelhebber van het Oostenrijkscheleger, bestemd om te strijden tegen de Franschen.
Hij behaalde in 1793 de overwinning bij Aldenhoven en Neerwinden en bezette België. Intusschen verlamde de noodlottige staatkunde van Thugut zijn krijgsbeleid, zoodat de behaalde voordeelen geenszins de gewenschte gevolgen hadden. In 1794 veroverde hij Condé, Valenciennes, Quesnoij en Landrecies, wierp de Franschen tot viermaal toe terug over de Sambre, doch leed vervolgens de nederlaag bij Fleurus en moest België ontruimen. Ontevreden over den gang der zaken, nam hij zijn ontslag en vestigde zich te Coburg, waar hij den 28sten Februarij 1815 overleed.