Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Josephus

betekenis & definitie

Josephus (Flavius), een Israëlietisch geschiedschrijver, geboren te Jerusalem in het jaar 37 na Chr., behoorde tot de secte der Farizeeën en was eenigen tijd stadhouder van Galilaea. Later verduurde hij als Israëlietisch veldheer in de vesting Jotapata eene belegering van 7 weken onder Vespasianus en Titus. Toen de sterkte door verraad bezweek, nam hij de wijk naar eene grot, doch werd ontdekt en aan den Romeinschen veldheer overgeleverd. Deze wilde hem naar Nero zenden, doch zijne voorspelling, dat Vespasianus eenmaal keizer zou worden, bezorgde hem de vrijheid.

Dit bewoog hem zijnen landgenooten den raad te geven om zich aan Titus te onderwerpen. Na den val van Jerusalem toog hij met laatstgenoemde naar Rome en schreef er zijne: „Geschiedenis van den Israëlietischen oorlog” in 7 boeken, eerst in ’t Hebreeuwsch en daarna in ’t Grieksch. Dit belangrijk werk had de strekking om zijne landgenooten zooveel mogelijk bij de Romeinen aan te bevelen. Voorts schreef hij: „Joodsche oudheden” in 20 boeken, — eene „Oudheid van het IsraëIietische volk” in 2 boeken, — en eene merkwaardige „Geschiedenis van zijn eigen leven”. Tot de beste uitgaven van zijne werken behooren die van Havercamp (Amsterdam, 1726, 2 dln) en die van Richter (1825—1827, 6 dln). Het getuigenis in de „Joodsche Oudheden” omtrent Jezus wordt voor een tusschenvoegsel van lateren tijd gehouden.

< >