Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jordan

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Rudolf Jordan, een verdienstelijk Duitsch genreschilder. Hij werd geboren te Berlijn in 1810, gaf reeds vroeg blijken van aanleg voor de schilderkunst en oefende zich onder de leiding van Wach. Daar de geschiedkundig-godsdienstige rigting van zijn meester hem niet beviel, begaf hij zich in 1830 naar het eiland Rügen, alwaar hij naar de natuur schilderde. Reeds zijn eerste stuk: „Het inwendige der woning van een loods ”, thans in het bezit van keizer Wilhelm, gaf getuigenis van zijn buitengewoon talent. In 1833 zette hij te Düsseldorf bij Schadow zijne oefeningen voort; zijne neiging lokte hem echter weldra weder naar de zee. Hij vertrok naar Helgoland, bleef er geruimen tijd en schilderde er de „Huwelijksaanvrage op Helgoland”, een stuk, dat hem grooten roem bezorgde.

Ook zijn „Loods-examen” is keurig geschilderd. Vooral in Normandië verzamelde hij merkwaardige schetsen, en hij schilderde er het groote doek: „Alle booten keerden terug op één na, en zij bleven wachten tot aan den avond (thans in het bezit van lord Ellesmere te Londen)”. Ook toefde hij geruimen tijd in ons Vaderland, en onderscheidene van zijne stukken zijn aan het volksleven op het eiland Marken ontleend. Daarenboven leverde hij teekeningen in waterverf en etsen. Benjamin Vautier en Albert Kindler behooren tot zijne leerlingen.

Sijlvester Jordan, een Duitsch regtsgeleerde en staatsman. Hij werd geboren den 30sten December 1792 te Omes bij Innsbrück, was de zoon van een armen schoenmaker en kwam door tusschenkomst van den pastoor van Axaros op het gymnasium te Innsbrück en later op dat te München. In 1813 begaf hij zich naar de universiteit te Landshut, waar hij in de regten studeerde. Nadat hij in de beide volgende jaren te Weenen als onderwijzer was werkzaam geweest, ging hij naar Salzburg en zag zich door de Beijersche regéring geplaatst bij het landgeregt te Rosenheim. Weldra echter nam hij zijn ontslag en begaf zich weder naar Landshut, waar hij in 1817 de doctorale waardigheid verkreeg en als pleitbezorger optrad. Achtervolgens woonde hij in die betrekking te München en te Frankfort, en vestigde zich in 1821 als privaatdocent te Heidelberg. Kort daarna werd hij buitengewoon en een jaar later gewoon hoogleeraar in de regten te Marburg. In 1830 zag hij zich gekozen tot afgevaardigde van den senaat naar de Standenvergadering van Keur-Hessen, waar hij grooten invloed had op het ontwerpen der grondwet van 1831.

Hierdoor haalde hij zich het misnoegen der regéring op den hals. Deze zocht hem te weren, en toen hij bij besluit der Standen toch toegelaten werd, ontbond zij de vergadering. Daarmede eindigde zijne parlementaire loopbaan. Des te grooter opzien baarde het, toen hij plotselijk in staat van beschuldiging gesteld, geschorst en in de gevangenis geworpen werd, daar men meende, dat hij in zamenzweringen tegen de bestaande orde van zaken was betrokken geweest. De lange duur van het procés en zijne veroordeeling ter eerste instantie tot vijfjarige vestingstraf maakten vooral daarom een diepen indruk, omdat men algemeen overtuigd was van zijne onschuld. Eindelijk werd hij in Mei 1845 tegen borgtogt op vrije voeten gesteld en in hetzelfde jaar ter hoogste instantie vrijgesproken. Onder deelneming van geheel Duitschland eindigde na 12 jaar het schandelijk procés van den man, wiens rug gebogen was door de langdurige gevangenhouding.

Bij de volksbeweging van 1848 vermaande hij tot gematigdheid, nam in dien geest zitting in het Vóór-Parlement en werd met den titel van geheim-legatieraad als gevolmagtigde van Keur-Hessen naar den Bondsdag gezonden. Ook behoorde hij tot de leden der Duitsche Nationale Vergadering. Na den terugkeer van Hassenpflug (1850) nam hij niet langer deel aan de openbare aangelegenheden. Hij woonde eerst te Frankfort en vervolgens te Cassel, en overleed aldaar den 15den April 1861. Hij schreef, behalve eene „Selbstvertheidigung in der wider ihn geführten Criminaluntersuchung (1844)”: „Versuche über allgemeines Strafrecht (1818)”, en „Lehrbuch des allgemeinen und deutschen Strafrechts (1831)”. Ook leverde hij een aantal opstellen in tijdschriften, en in het Staatslexicon het merkwaardig artikel: „Die Jesuiten und der Jesuitismus”.

Wilhelm Jordan, een Duitsch dichter en schrijver. Hij werd geboren den 8sten Februarij 1819 te Insterburg in Oost-Pruissen, studeerde en promoveerde te Königsberg en trad in 1844 te Leipzig als schrijver op. Reeds zijne eerste werken, zooals „Irdische Phantasien (1842)” en „Schaum (1846)”, geven getuigenis van zijne vrijzinnige gevoelens en van zijne neiging tot de nieuwere Hegeliaansche wijsbegeerte. Meer degelijkheid vindt men in zijne „Geschichte der Insel Haïti (1846—1849, 2 dln)”. In zijn maandwerk: „Die begriffene Welt (1844-1845)” behandelde hij de natuurkunde in populairen trant. In 1846 werd hij wegens een atheïstischen toast uit Leipzig en Saksen verbannen. Hij vertrok naar Bremen, vervolgens naar Parijs, toen naar Berlijn, en werd in 1848 lid van de Nationale Vergadering. Hier behoorde hü eerst tot de linkerzijde en voegde zich vervolgens bij de partij van von Gagern.

Hij was er secretaris van de commissie voor de vloot, en in den herfst van dat jaar benoemde Duckwitz hem tot raad van Marine bij het Rijksministérie, terwijl tevens prins Adalbert van Pruissen hem uitnoodigde om deel te nemen aan de werkzaamheden der technische commissie voor Marine. Hij bepaalde zich bij eerstgemelde betrekking totdat de Duitsche vloot opgeheven werd. Na dien tijd ontving hij pensioen van de Bondsvergadering en vestigde zich te Frankfort. Zijn belangrijkst gedicht is: „Demiurgos. Ein Mijsterium (1852'— 1854, 3 dln)”. Tot zijne dramatische stukken behooren: het treurspel „Die Wittwe des Agis (1858)”, — de blijspelen „Die Liebesleugner (1855)”, — „Tauschen tauscht (1856)”, — en „Durch3 Ohr (1865)”, — alsmede de tooneelspelen „Der falsche Fürst (1856)”, — en „Graf Dronte (1856)”. Hij heeft voorts treurspelen van Sóphocles en gedichten van Shakspere vertaald en het groote epos: „Sigfridsage” vervaardigd, waarvan hij onlangs (November 1875) gedeelten heeft voorgedragen in het Odéon te Amsterdam.

< >