Irmin is de naam van een Duitschen god, vermoedelijk dien des hemels en der veldslagen. Aan zijn zoon Irmino ontleende een der voornaamste Duitsche stammen — die der Hermionen (Irminonen) zijn naam. Waarschijnlijk was Irmin de bijnaam van een god, die door de Zwaben Ziu, door de Beijerschen Eru, door de Saksen Tiu (Ty) en door de Noren Tyr genaamd werd. De beteekenis van dien naam is niet volkomen duidelijk, daar het woord irman of irmin in het Germaansch gebezigd werd in den zin van algemeen, zooals irmindiot het geheele volk, irmingot de hoogste god, irminsûl de algemeen vereerde zuil, enz.
Deze laatste, tot de eeredienst der Germanen behoorende, was een hooge stam, die zich boven het heilig woud verhief als het voornaamste heiligdom des volks, dat aldaar offers bragt aan Irmin. De verwoesting eener Irminszuil was het zinnebeeld der vernietiging van den stam, waaraan zij toebehoorde. De meest vermaarde Irminsul verhief zich bij den Eresberg aan de Diemel, niet ver van Stadtberg, en werd in 772 door Karel de Groote in een oorlog tegen de Saksers omvergeworpen.