Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Inn

betekenis & definitie

De Inn, door de Ouden Oenus genoemd, eene belangrijke zijrivier van de Donau, ontspringt in Graauwbunderland ter hoogte van 2000 Ned. el aan de zuidoostelijke helling van den Septimer in Opper-Engadin, stroomt door een lengtedal noordoostwaarts, baant in een dwarsdal [een weg door den bergpas van Finstermünz en spoedt zich als een woeste bergstroom naar Tyrol, waar zij door het Opperen Beneden-Inndal kronkelt, die zich door grootsche en bevallige natuurtafereelen onderscheiden. Drie geogr. mijl beneden Finstermünz wendt zij zich plotselijk noordwestwaarts en snelt door eene naauwe dwarskloof, komt bij Landeck uit deze in een groot, noordoostwaarts zich uitstrekkend lengtedal met vruchtbare landen, met steden en dorpen, en stroomt van hier langs Innsbrück, Hall, Schwaz en Rattenberg naar Kufstein. Beneden deze vesting komt de rivier, in noordelijke rigting zich naar Beijeren spoedend, in haar onderste dwarsdal, hetwelk zich uitstrekt tot aan Rosenheim.

Hier is zij reeds 2400 schreden breed en bereikt er, met het groote Rosenheimer Broek aan den oever, de golvende vlakte aan den voet der Alpen, waar zij, evenals de Iller, Lech en Isar, in snellen loop met eene breede, met eilanden bezette bedding, veelal tusschen hooge zandige oevers of rotswanden doorheenkronkelt, terwijl zij den waterschat ontvangt van de Alpen uit het Chiem-meer en van de Salza of Salzach uit Salzburg. Bij Passau, waar zij na een loop van 68 geogr. mijl zich uitstort, is zij 100 schreden breeder dan de Donau. Zij is van hier tot aan Innsbrück bevaarbaar.

Innocentius Innocentius is de naam van 13 Pausen. Deze zijn:

Innocentius I (402—416). Deze maakte als bisschop van Rome aanspraak op hooger gezag dan de overige bisschoppen, niet omdat hij in de wereldstad gevestigd, maar omdat hij een opvolger van Petrus was. Hij beweerde dan ook, dat zonder medewerking van den Heiligen Stoel te Rome in zaken des geloofs onder de Christenen niets kon worden beslist. In den strijd tusschen Augustinus en Pelagius bevestigde hij de besluiten der Synoden van Milete en Carthago en verwierp het Pelagianismus. Hij behoort tot de heiligen der R. Katholieke Kerk, en zijn naamdag valt op den 28sten Julij. —Innocentius II (1130— 1143), te voren Gregorius genoemd. Hij werd geboren te Rome en was abt der Benedictijnen te St. Nicolaï in Rome, werd in 1118 cardinaal-diaken, moest aanvankelijk strijden tegen zijn mededinger Anacletus II en diens beschermer Roger van Sicilië en zelfs naar Frankrijk vlugten, doch zag zich, vooral door den invloed van den heiligen Bernhardus, bijna overal in zijne waardigheid erkend en regeerde ongestoord na den dood van Anacletus (1138). De Duitsche keizer Lotharius ontving bij zijne krooning (1133) de allodiale goederen van gravin Mathilde van hem in leen, maar de Paus deed koning Lodewijk VII van Frankrijk en het geheele land in den ban, omdat die vorst Peter van Chartres, tot aartsbisschop van Bourges gewijd, niet wilde erkennen. — Innocentius III (1198—1216), te voren Lotharius, graaf van Segni, was een telg uit de stam van Conti in Agnani en werd geboren in 1161.

Opgevoed te Parijs, Rome en Bologna, sedert 1190 cardinaal, verwierf hij als theoloog en als jurist grooten roem. De gedachte, dat de Paus op aarde de plaatsvervanger is van God en Christus, bestuurde al zijne daden en hij bragt alzoo het Pauseljk gezag tot eene hooge ontwikkeling. Hij maakte den Kerkelijken Staat onafhankelijk en voerde als voogd van keizer Frederik II heerschappij over Sicilië. De beslissing van den Paus over oneenigheden bij het kiezen van Koningen was volgens hem een regt van den Heiligen Stoel. Hij gaf koningrijken in leen, ontving schatting van de Koningen van Europa, deed zijne tegenstrevers in den ban en verhief Rome nogmaals tot heerscheres der beschaafde wereld. Op de vierde Lateraan-synode (1215) werden 70 besluiten over leerstellingen en onderscheidene andere vastgesteld. Hij bekrachtigde de leer der transsubstantiatie, bevestigde het verbod om den Bijbel te lezen, onthield den avondmaalskelk aan de leeken, stelde eene jaarlijksche biecht vast en maakte zich verdienstelijk jegens de kloosters. Ook regelde hij de kerkbesturen en het kloosterbezoek en bekrachtigde onderscheidene orden, maar bepaalde tevens, dat men voortaan geene nieuwe stichten, maar zich bij eene der bestaande voegen zou.

Hij ijverde tegen de Albigenzen, Katharen en Waldenzen, ja, liet een kruistogt prediken tegen de ongeloovigen in het Oosten, om de Kerk te redden. Hoewel hebzuchtig, was hij een vader voor weduwen en weezen en stichtte gaarne vrede tusschen vorsten en steden. Zijne geschriften zijn in 1552 en 1575 te Keulen in het licht verschenen, en zijne „Brieven (19 boeken)” in 1682 door Baluze uitgegeven. — Innocentius IV (1243—1254), uit den stam van Fiéschi te Genua gesproten. Hij vocht met geestelijke en wereldlijke wapens tegen Frederik II en diens zoon Koenraad, doch zonder hen te overwinnen. Ja, hij nam, door de Genuézen ondersteund, de vlugt naar Lyon (1244), hield hier eene algemeene kerkvergadering, sprak den ban en het vonnis der afzetting uit over Frederik, deed op Sicilië een oproer ontstaan tegen den Keizer en ondersteunde in Duitschland den tegenkoning Heinrich Raspe. Daar hij de Hohenstaufen wilde doen vallen, streed hij na den dood van Koenraad tegen Manfred en Koenradijn, maar zonder zijn doel te bereiken, en keerde eerst in 1251 naar Rome terug. Op de Kerkvergadering deed hij vruchtelooze pogingen om de Grieksche Kerk weder met de R. Katholieke te vereenigen. West-Pruissen, in zijn tijd tot het Christendom bekeerd, verdeelde hij in de bisdommen Culm, Pomeranië, Ermeland en Samland, en schonk aan de cardinalen, als onderscheidingsteeken, den rooden hoed.

Hij was zóó doorkneed in het kerkelijk regt, dat men hem Pater et organum veritatis noemde. Ook schreef hij een commentaar op de „Decretalen” van Gregorius IX (1478). — Innocentius V (21 Januarij—22 Junij 1276), te voren Petrus van Tarentasia. Hij was geboren te Moutier, werd eerst provinciaal der Dominicanen, toen aartsbisschop van Lyon en cardinaal-bisschop van Ostia en overleed vóórdat hij als Paus was gewijd. Hij schreef: „Commentaria in IV libros sententiarum (1652)”. — Innocentius VI (1352—1362), te voren Stéphanus Aubert. Hij werd geboren te Brissac en bekleedde de betrekkingen van bisschop van Noyon, later van Clermont en vervolgens van cardinaal en groot-poenitentiarius. Hij zetelde te Avignon, was ervaren in de regtsgeleerdheid en gestreng van zeden en poogde aan de behoefte aan hervorming tegemoet te komen door beperking der weelde aan zijn Hof. Voorts bragt hij de steden in den Kerkelijken Staat tot onderwerping, ofschoon hij er de wanordelijkheden niet kon dempen. — Innocentius VII (1402—1406), te voren Cosimo Meliorati, werd gedurende velerlei verdeeldheden door de Italianen gekozen, terwijl de Franschen Benedictus XIII tot Paus verhieven. Niettemin behield hij zijne waardigheid tot aan zijn dood.— Innocentius VIII (1484—1492), te voren Johannes Baptista Cibo, bisschop van Porto, daarna van Melfi en tevens cardinaal.

Hij zocht vooral zijne 7 onwettige kinderen, wier groot aantal hem den bijnaam van Vader des Vaderlands bezorgde, te bevoordeelen. Tegen koning Ferdinand van Napels voerde hij 2 oorlogen, en terwijl hij steeds oproepingen deed tot een oorlog tegen de Turken, hield hij den broeder en mededinger van sultan Bajazet — welke laatste hem daarvoor betaalde — in de gevangenis. Ook vernieuwde hij de wetten tegen tooverij en hekserij en benoemde de inquisitoren Heinrich Kramer en Jacob Sprenger tot regters over de toovenaars en heksen in Duitschland. — Innocentius IX (29 October—30 December 1501), te voren Antonio Facchinetti en geboren te Bologna. — Innocentius X (1644—1665), te voren Johannes Baptista Pamfili, geboren te Rome, eerst nuntius te Napels, daarna Pauselijk datarius in Frankrijk, vervolgens patriarch in Antiochië en cardinaal. Hij leefde in vertrouwelijken omgang met Olympia Maldachini, de weduwe van zijn broeder, en onderwierp zich aan haar gezag, zoodat hij door spotters uit dien tijd in een vrouwenrok werd afgebeeld. Door het Pauselijk graanmonopolie rigtte hij den landbouw in den Kerkelijken Staat te gronde. In 1651 verdoemde hij in eene bul den Vrede van Munster en in 1653 vijf stellingen van Jansenius. — Innocentius XI (1676— 1689), te voren Benedictus Odescalchi en geboren te Como.

Hij was eerst krijgsman, daarna geestelijke en werd achtervolgens apostolische protonotaris en geheim-secretaris, cardinaal-legaat van Ferrara en bisschop van Novara, en eindelijk Paus. Hij was een man van gestreng-zedelijke beginselen en een vijand der Jezuïeten. Tevens poogde hij de financiën van den Kerkelijken Staat door spaarzaamheid te verbeteren, ondersteunde Oostenrijk tegen de Turken en veroordeelde de vier stellingen der Gallicaansche Kerk, door eene vergadering van bisschoppen en baronnen te Parijs (1682) uitgevaardigd. Tegen Lodewijk XIV, door den Jezuïet la Chaise opgehitst, voerde hij strijd over de koninklijke regten bij het bezetten van vacante bisdommen enz. — Innocentius XII (1691—1700), te voren Antonius Pignatelli, geboren te Napels, bisschop van Faënza, legaat van Bologna en cardinaal-aartsbisschop. Hij sloot vrede met Lodewijk XIV en was een braaf man, die de armen zijne neven en het Lateraan z{jn hospitaal noemde. — Innocentius XIII (1721—1725), te voren Michaël Angelo Conti, een opregt, naauwgezet en weldadig kerkvorst, maar te zwak tegenover Frankrijk. Hij beleende den Keizer met Napels, maar protesteerde er vruchteloos tegen, dat Parma en Piacenza als rijksleen werden aangemerkt.

Innsbrück Innsbrück, de hoofdstad van Tyrol, aan de Inn en tevens aan den mond van de Silk zeer bevallig in het midden van een breed dal gelegen, dat ten noorden door steile kalksteenwanden ter hoogte van 3000 Ned. el en ten zuiden door minder hooge, maar boschrijke bergen begrensd wordt, telt ongeveer 16000 inwoners. De eigenlijke stad verheft zich op den regteroever der rivier, en eene houten brug leidt vanhier naar de voorstad St. Nicolaus, die zich gestadig uitbreidt met fraaije straten en aanzienlijke gebouwen. Daarbij bevindt zich de Franciscaner of Hofkerk, in de 16de eeuw gebouwd, met een praalgraf van Maximiliaan I. Het bestaat uit een sarcophaag van marmer met het bronzen standbeeld des Keizers, in 1542 door del Duca gegoten, omgeven door 22 hooge standbeelden, waaronder 2 (Arthur en Theodorik) van Peter Vischer te Nümberg, Chlodwig van Christoph Amberger te Augsburg (gegoten door Löffler), en de overigen gedeeltelijk van Seszlschreiber, gedeeltelijk van de gebroeders Godl (1513—1683). Tot de 25 marmeren reliëfs aan de zijden van den sarcophaag behooren 20 meesterlijke kunstgewrochten van Alexander Colttn uit Mechelen, bij welke de 4 overige van Bernard Abel uit Keulen nog al afsteken. Voorts heeft men in deze kerk de zilverkapél, alzoo genoemd wegens een zilveren standbeeld van de maagd Maria, alsmede het praalgraf van aartshertog Ferdinand, naar men meent afkomstig van Collin, dat van Phïlippine Welzer en het gedenkteeken van Andréas Hofer. In deze kerk omhelsde Christina van Zweden den 3den November 1651 de R. Katholieke godsdienst. Vóór den burgt verrijst er het bronzen ruiterstandbeeld van aartshertog Leopold V, vervaardigd door den beeldhouwer Gras en gegoten door Reinhart.

Een gebouw op het ruime stadsplein draagt nog een fraai balcon, het vermaarde „gouden dak”, een overblijfsel van eene in 1425 door Frederik lV gebouwde residentie. In de Nieuwstad verheft zich wijders eene gedenkzuil met figuren van Benedetti, in den aanvang der 18deeeuw gesticht ter gedachtenis van den inval der Beijeren en Franschen in 1703, — en aan het einde van die straat eene triumfpoort, in 1765 ter gelegenheid van de in Innsbrück geslotene huwelijksverbindtenis van groothertog Leopold van Toscane met de infante Maria Louiza gesticht. Op het oude kerkhof vindt men het praalgraf van Collin, door hem zelven bewerkt. Ook op het nieuwe kerkhof, in 1857 aangelegd, prijken reeds fraaije praalgesteenten. Een groote schouwburg werd er in 1846 voltooid. In het geheel heeft men er 11 kerken, 5 kloosters en 1 collegie van de Jezuieten, — voorts belangrijke zijde-, handschoenen-, katoen- en messenfabrieken en een uitgebreiden handel uit Duitschland en Italië. Eene groote katoenspinnerij is er met eene machinefabriek verbonden, en het verkeer is er aanmerkelijk toegenomen na de opening van den Brennerspoorweg, die er zich met den Noord-Tyroler spoorweg vereenigt. Innsbrück is de zetel van den stadhouder en van het hoogste geregtshof van het Kroonland Tyrol en Vorarlberg, en de Tyroolsche landdag vergaderd aldaar.

De universiteit, waaraan in 1866 eene geneeskundige faculteit werd toegevoegd, is in 1672 door keizer Leopold I gesticht, in 1782 door keizer Jozef II in een lycéum veranderd, in 1792 hersteld, in 1810 nogmaals opgeheven en eindelijk in 1826 vernieuwd. Zij telt vele beurzen, bestaat uit eene godgeleerde (aan de Jezuïeten toevertrouwde), philosophische en regtsgeleerde faculteit en eene genees- en heelkundige school, tevens als faculteit gerekend. Het aantal leeraren bedraagt 48, dat der studenten ongeveer 453, terwijl de boekerij ruim 50000 doelen telt. Voorts vindt men er een gymnasium en eene handelsschool. De gouverneur Karl, graaf Chotek, stichtte er in 1823 een rijksmuséum, hetwelk naar den toenmaligen Kroonprins, later Keizer, het Ferdinandeum genoemd wordt en merkwaardige verzamelingen bezit, die op Tyrol betrekking hebben.

Op den linkeroever van de Inn verheft zich het fraaije schuttersgebouw. — Innsbrück heette weleer Oenipontum of brug over de Inn en werd in 1234 door Otio I, hertog van Meran, tot eene stad verheven. Toen Tyrol aan Oostenrijk verviel, was deze stad geruimen tijd de zetel der Oostenrijksche hertogen. Zij genoot haar schitterendst tijdperk onder de regéring van den pracht- en kunstlievenden aartshertog Ferdinand II. Gedurende den opstand der Tyrolers tegen de Beijeren en Franschen werd zij meermalen door beide partijen verloren. In hare nabijheid ligt de prachtige abdij der Praemonstratensers Wïlten of Weltau, benevens het vermaarde buitenverblijf Ambras, terwijl eene fraaije kettingbrug beneden de stad over de rivier is gelegd, om daarlangs het aanzienlijke dorp Mühlau te bereiken.

Inn’s of Comt Inn’s of Comt is eene Engelsche uitdrukking, die oorspronkelijk eene school voor de beoefening der regtswetenschap aanduidde, doch thans de naam is van eene plaats van vereeniging, waar de jonge juristen zich in de regtspraktijk oefenen.

Ino Ino, de dochter van Cadmus en Harmonia en de 2de gemalin van Athamas, maakte door het opvoeden van den jeugdigen Dyonisus (Bacchus) de fiere Here (Iuno) vertoornd op haar en haren gemaal. Nog heviger deed zij de woede der godin ontbranden, toen zij, om hare eigene kinderen te bevoordeelen, hare stiefkinderen Phrixus en Helle wilde doen ombrengen, die evenwel, door hunne moeder Néphele in den droom gewaarschuwd, zich door de vlugt reddeden. Toen Athamas, door Here razend gemaakt, den oudsten zoon van hem en Ino, Learchus genaamd, tegen de rotsen verpletterde, nam zij met haren jongsten zoon Melicertes de wijk en stortte zich in Megaris van eene klip met hem in zee. Het lijk van den zoon werd door een dolphijn naar den oever gebragt, waar koning Sisyphus het deed begraven en ter zijner eer de Isthmische spelen instelde, nadat op voorspraak van Aphródite (Venus) de rampspoedige Ino, die er later onder den naam van Leucothea gehuldigd werd, en Melicertes onder de zeegoden waren opgenomen. — Volgens een ander verhaal bleef het lijk van Melicertes aanvankelijk onbegraven liggen en veroorzaakte eene hevige pest, waarop het orakel beval, hem plegtig te begraven en ter zijner eer spelen in te stellen. Voor ’t overige wordt de mythe van Ino op zeer verschillende wijzen verhaald, daar zij eene uitstekende stof opleverde voor dichters. Aesehyhis schreef een „Athamas”, — Sóphocles eene „Ino” en een „Athamas”, — Euripides een „Phrixus” en eene „Ino”, — en Achaeus een „Phrixus”. Van die verschillende stukken zijn slechts fragmenten bewaard gebleven.

< >