Hulleman (Jan Gerrit), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Utrecht, bezocht aldaar het gymnasium en vervolgens de hoogeschool, waar hij onder de leiding van van Heusde en Goudoever zich ijverig toelegde op de letteren en in 1836 zijn antwoord op eene académische prijsvraag zag bekroond. Den 20sten Junij 1838 promoveerde hij in de letteren op eene „Diatribe in T. Pomponium Atticum”, en kort daarna zag hij zich geplaatst aan het athenaeum te Maastricht als buitengewoon leeraar in het Grieksch. In zijne vrije uren wijdde hij zich aan het onderzoek der geschiedschrijvers uit het tijdperk van Alexander de Groote, en in 1841 verscheen van hem het werk: „Duridis Samii quae supersunt”. Dit werd in 1844 gevolgd door zijne „Ptolomaei Eordaei, Aristobuli Cassandrensis et Charetis Mytelenaei reliquiae”, welke getuigenis gaven van zijne ongemeene bekwaamheid.
Daarna plaatste hij in de „Symbolae litterariae” zijne „Disputatio de vita et scriptis Jubae Maurusii (1845)", bewerkte daarvoor eene „Disputatio critica de Alexandrida Delpho”, en werd in 1847 conrector aan het gymnasium te Amsterdam, waarna hij zich belastte met de redactie van het tiende deel der „Symbolae”, terwijl hij voorts in 1851 met Ekker en Boot de „Miscellanea Philologica et Paedagogica” uitgaf. Bij het jaarverslag van 1855 omtrent het gymnasium voegde hij eene „Disputatio critica de annalibus maximis”, welke veel tegenspraak uitlokte en aanleiding gaf tot het schrijven van zijn „Open brief' aan dr. C. A. Engelbregt” aangaande dat onderwerp. Ook schreef hij recensiën en opstellen in tijdschriften, werd lid van de Plaatselijke Schoolcommissie, van de Koninklijke Académie van Wetenschappen en van de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, en aanvaardde den 30sten Maart 1858 het hoogleeraarsambt te Leiden met eene „Oratio de literarum praesertim latinarum apud Romanos studiis, Nerva Trajano imperatore”. Daar schreef hij nog: „Bedenkingen tegen de echtheid van den zoogenaamden peplos van Aristoteles”, doch overleed te Utrecht den 30sten Mei 1862.