Hostie (Eene) noemt men den ouwel, die in de R. Katholieke Kerk bij het sacrament des altaars (het avondmaal) door den priester gebruikt wordt, nadat die ouwel — volgens het R. Katholieke kerkgeloof — door de consecratie in het ligchaam van Christus veranderd is. De hostie is alzoo eene onbloedige offerande (hostia). Zulke ouwels worden van ongezuurd tarwebrood gebakken en met het lam en het kruis bestempeld.
Aanvankelijk gebruikte men bij het avondmaal gewoon brood en daarna eene soort van brood, hetwelk bepaald ten behoeve dier plegtigheid bereid werd, totdat in de 4de eeuw de groote ronde oblaten gebezigd werden, die men na de wijding in zooveel stukken brak als er communicanten tegenwoordig waren. Eerst in de 12de eeuw kwamen de hostiën in zwang, welke veelal den naam van oblaten bleven behouden. Wegens de leer der transsubstantiatie wordt aan de hostie goddelijke eer bewezen, zoodat alle geloovigen knielen, wanneer de priester den monstrans met de geconsacreerde hostie verheft.