Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Höst

betekenis & definitie

Höst (Iens Kragh), een Deensch geschiedschrijver, geboren op St. Thomas, een der Virginische eilanden, den 15den September 1772, werd in 1801 assessor van de Hof en Staatsregtbank, doch verloor in 1808 die betrekking wegens zijne vrijmoedige taal, waarna hij zich wijdde aan de letterkunde en de geschiedenis. Van hem, Guldberg en Haste is het denkbeeld uitgegaan om de Zweden en Denen op het gebied der letterkunde te verbroederen. Hiertoe stichtte hij met Nyerup, Prum en Baggesen het Skandinavisch Genootschap voor letterkunde, waarvan het „Skandinavisch Muséum” het orgaan was.

Ook door middel van tijd- en vlugschriften, alsmede door vertalingen verhoogde hij den letterkundigen roem van Zweden en Denemarken. Voorts gaf hij eene Zweedsche spraakkunst en een Zweedsch woordenboek voor Denen in het licht, — en hield in 1812 tot 1815 voorlezingen over de Zweedsche taal en dichtkunst. Van zijne geschiedwerken vermelden wij: „Het leven en de regering van Gustaaf Adolf (1808—1809)”, — „Merkwaardigheden uit het leven en de regéring van Christiaan VII (1812)”, — „Bijdrage tot een overzigt van den Deenschen Staat bij de komst van Christiaan VII tot den troon (1812)”, — „Ontwerp eener geschiedenis der Deensche monarchie onder Christiaan VII (1813)”, — „Merkwaardigheden uit het leven en de regéring van Frederik V (1820)”, — „Het laatste levensjaar van koningin Caroline Mathilde (1820)”, — „Staatkunde en geschiedenis (1820— 1822, 5 dln)”, — „Het leven van Corfitz Ulfeld en van zijne gemalin Eleonora Christina Ulfeld (1825)”, — en eindelijk het belangrijke werk: „De geheime Kabinetsminister, graaf Struensee, en zijn bewind (1824, 3 dln)”. Nadat hij geruimen tijd in de omstreken van Holbeek, later te Roeskilde gewoond had, keerde hij in 1835 naar Kopenhagen terug. Later betrok hij een landhuis in de nabijheid der hoofdstad van Denemarken en overleed aldaar den 26sten Maart 1824.