Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Sacrament

betekenis & definitie

Sacrament heeft op kerkelijk gebied de beteekenis van gewijde plegtigheid, maar beduidde bij de Romeinen den eed in het algemeen en den soldaten-eed in het bijzonder, alsmede de borgstelling, die het aanvangen van een pleitgeding moest voorafgaan. In de „Vulgata” is het Grieksche woord fivqr^Qio-u door sacramentum vertaald, en men heeft hieraan alzoo het denkbeeld gehecht van eene verborgenheid. De kerkvader Augustinus noemt het een „uitwendig teeken van eene heilige zaak”, en volgens de scholastieken is het „een zigtbaar teeken van eene onzigtbare genadegift, ingesteld ter onzer regtvaardiging”, terwijl door deze laatste verstaan werd „het genot der zegeningen van het Evangelie, door de Kerk verleend”. Het aantal dier sacramenten is in de R. Katholieke Kerk zeven, namelijk: de doop, het vormsel, het avondmaal, de biecht, het laatste oliesel, het priesterschap en het huwelijk.

In de Westersche Kerk is daaromtrent een verbindend artikel vastgesteld door het Concilie van Florence (1439) en vervolgens door dat van Trente (1547), terwijl de werkende kracht van het sacrament gesteld wordt in de handeling zelve (in opere operato), waarmede hare ondelgbaarheid (indelebilitas) zamenhangt. De Kerkhervormers echter beweerden, dat de kracht der sacramenten afhankelijk is van hen, die ze ontvangen, en de Protestanten van onzen tijd hebben alleen doop en avondmaal als door Jezus ingestelde plegtigheden behouden. Luther en Melanchton meenden in hun tijd de biecht nog in bescherming te moeten nemen, terwijl eerstgenoemde geloofde aan eene werkelijke aanwezigheid van het ligchaam van Christus in het avondmaalsbrood, — een gevoelen, dat door Calvijn bestreden werd, zoodat hierdoor de sacramentstrijd ontstond, die aanleiding gaf tot de scheiding van Lutherschen en Hervormden. De Kwakers, die zich van uitwendige plegtigheden onthouden, geven aan het woord sacrament de beteekenis van inwendige gemoedsbeweging.