Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Horens

betekenis & definitie

Horens noemt men uitwassen aan het hoofd van vele dieren, welke inzonderheid dienst doen als wapens van verdediging en aanval. Inzonderheid vindt men ze bij de herkaauwende dieren. bij sommige geslachten zijn alleen de mannetjes van horens voorzien, of althans die der wijfjes anders van gedaante. Van de eigenlijke horens onderscheidt zich het gewei, dat massief is, uit beenderenzelfstandigheid bestaat en jaarlijks afgeworpen wordt. Ook bij visschen en insecten heeft men somtijds hoornachtige uitwassen; zelfs bij menschen zijn deze wel eens waargenomen.

De hoeven van vele dieren, de snavels en de klaauwen der vogels bestaan desgelijks uit hoornstof. Deze laatste is, uit een scheikundig oogpunt beschouwd, bij runderen, buffels, rammen, geiten enz. een gewijzigde vorm van eiwitstof en volkomen dezelfde zelfstandigheid als die, waaruit het haar der dieren, de nagels, klaauwen, hoeven, schilpadschalen en vederen bestaan. In de horens echter vertoont zij zich middelmatig hard, buigzaam, veerkrachtig, splijtbaar, doorschijnend en verschillend van kleur, terwijl zij door warmte week wordt en in dezen toestand door middel van buigen en persen in een willekeurigen vorm kan gebragt worden, die zij na de afkoeling behoudt. De horens zijn als het ware als een zak geplaatst rondom eene beenige, met den schedel verbondene kern. Worden zij van deze weggenomen, dan zijn zij hol en alleen aan de bovenste uiteinden massief. Vooral van deze laatsten vervaardigt men velerlei voorwerpen, zooals pijpenroeren, knoppen voor wandelstokken, regen- en zonneschermen enz., terwijl het holle gedeelte tot bekers (drinkhorens), kruidhorens enz. kan gebezigd worden. Veelal echter wordt dat holle gedeelte overlangs opengesneden en in een platten vorm gebragt, waarna men het aanwendt tot het maken van kammen, lantarens, brillen, lepels, weegschalen enz. De afval levert eene voortreffelijke meststof, doch veelal laat men dien week worden in metalen vormen, waarna hij, in gepersten toestand, al weder tot het vervaardigen van knoopen, tabaksdoos enz. kan dienen. — Men geeft den naam van horens ook wel aan de huizen van eenschalige weekdieren (zie Weekdieren), alsmede aan de uiteinden van het zigtbare gedeelte der maan bij haren kwartierstand.