Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hildebrandslied

betekenis & definitie

Hildebrandslied is de naam van een fragment uit de Duitsehe heldensage, hetwelk waarschijnlijk in de 8ste of 9de eeuw op de buitenzijde der dekbladen van een Latijnsch handschrift, hetwelk zich thans te Cassel bevindt, geschreven werd. In 1729 maakte Eccard het bekend, en men beschouwde het als een gedeelte van een Nederlandschen proza-roman, totdat de gebroeders Grimm in 1812 aantoonden, dat het uit allitererende verzen bestaat. Het is vervolgens door verschillende Duitsche geleerden uitgegeven, namelijk door Feuszner (1845), Vollmer en Hoffmann (1850), Wackernagel, Grein en Max Rieger. Het is moeijelijk te lezen, omdat het Hoog- en Neder-Duitsch dialect er in vermengd zijn.

Waarschijnlijk is het door een Neder-Duitschen schrijver naar een Hoog-Duitsch voorschrift afgeschreven. Dit lied is hoogst merkwaardig als het eenig overblijfsel van dien aard uit het oudste tijdperk der Duitsche letterkunde. De inhoud is deze: Diederik van Rem is voor Odoacer naar den Hunnenkoning Attila gevlugt met zijn dienstknecht Hildebrand. Deze laatste heeft zijne gade en onmondigen zoon te Bern achtergelaten, en ontmoet, toen hij na vele jaren naar Bern (Verona) terugkeert, dien zoon, Hadubrand geheeten. Zij geraken in twist en dagen elkander uit. Hildebrand vraagt naar den naam zijner tegenpartij en maakt zich bekend als Hadubrands vader.

Doch laatstgenoemde wil hem niet gelooven en zet den strijd voort, totdat hij eindelijk door Hildebrand overwonnen en tot erkentenis genoodzaakt wordt. Zamen trekken zij nu naar Bern, waar zij met blijdschap door echtgenoote en moeder ontvangen worden. — Het lied bestaat uit strofen van 3 dubbele regels, wier deelen door alliteratie verbonden zijn. De voorstelling is kernachtig en krachtig, en het verhaal heeft — volgens getuigenis van dr. Jonckbloet — eene epische breedte en gelijkmatigheid in den trant van Homérus. Het vormt een afgesloten geheel, doch heeft later gediend om een grooter gedicht te helpen vormen. In jongere bewerkingen is het geheel bewaard gebleven, bijv. in den Vlaamschen tekst uit de 16de eeuw, door Willems uitgegeven.