Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cassel

betekenis & definitie

Cassel (Paulus Stephanus Selig), een verdienstelijk Duitsch geleerde, werd geboren den 27sten Februarij 1827 te Groszglogau in Silézië van Israëlietische ouders. Hij bezocht eerst het R. Katholiek on vervolgens het Evangelisch gymnasium te Schweidnitz en wijdde zich voorts te Berlijn, vooral onder de leiding van Ranke, aan de studie der geschiedenis.

Nadat hij in 1849 eenigen tijd medewerker was geweest aan do „Constitutionelle Zeitung”, werd hem in 1850 gedurende de zitting van het Parlement te Erfurt de „Erfurter Zeitung” toevertrouwd, die hij in 1856 vaarwel zeide. Met uitzondering van een half jaar, gedurende hetwelk hij belast was met de redactie van den „Deutsche Reform”, woonde hij steeds in Erfurt, waar hij vele vrienden verwierf. Hij ver-

vaardigde onder anderen voor de „Erfurter Zeitung” eene reeks van Zondags- artikelen, wier verzamelde uitgave den grondslag legde voor de „Cassel-Stiftung” voor gebrekkige veteranen.

In 1855 omhelsde hij het Evangelisch geloof, en was voorts vele jaren werkzaam als bibliothecaris aan de Koninklijke boekerij. Door de Académie te Erfurt werd hij tot secretaris gekozen, en de regering benoemde hem wegens zijn weten-

schappelijken arbeid tot hoogleeraar. In 1859 vestigde hij zich te Berlijn en werd in 1866 afgevaardigd naar het Pruissische Parlement. Toen het ontbonden werd (1867), stelde hij zich niet weder verkiesbaar, maar aanvaardde de betrekking van predikant in de Christus-Kerk. De openbare redevoeringen, die hij in den winter van 1869 op 1870 hield over het Concilie te Rome en de geschiedenis der Pausen, alsmede de „Deutsche Reden”, door hem na het uitbarsten van den Duitsch-

Franschen oorlog te Berlijn uitgesproken, werden door een groot publiek bijgewoond. Van zijne geschriften, waartoe vooral vele monographieën behooren, noemen wij „Magyarische Alterthümer (1848)”, de „Geschichte der Juden” in de Encyklopaedie van Ersch en Grüber, —„Ueber thüringischen Ortsnamen (1856—1858)”, — „Eddische Studiën (1857)”, — „Ueber Schamir (1856)”, — „Von Warschau bis Olmütz (1851)”, — „Weihnachten (1862)”, — „Die Bücher der Richter und Ruth (1865)”, — en „Das Evangelium des Sohnes Zebedäi (1870)”. Ook heeft hij uitmuntende kinderboekjes, vele opstellen in tijdschriften, geestelijke liederen enz. geleverd.