Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heurne

betekenis & definitie

Heurne of Heurnius. Onder dezen naam vermelden wij:

Johan van Heurne, een verdienstelijk Nederlandsch geneeskundige, tot hetzelfde geslacht als de voorgaande twee behoorende. Hij aanschouwde het levenslicht te Utrecht op den 25sten Januarij 1543, bezocht er de Hiëronymiaansche school en vertrok op 19-jarigen leeftijd naar Leuven, waar hij zich op de wijsbegeerte en tevens op de genees- en heelkunde toelegde. Later bezocht hij Parijs, en begaf zich daarna met Petrus Forestus, Johannes Duvius, Busenius en Teylingius naar de hoogeschool te Padua, — eindelijk in 1571 naar Pavia, waar hij de ontleedkundige lessen van Gabriël Cunerius bijwoonde en de doctorale waardigheid verwierf. Hij vestigde zich vervolgens te Utrecht en werd geneesheer van de graven van Egmond en van den heer van Noircarmes, stadhouder der Provincie. Nadat Utrecht tot de Staatsche zijde was overgegaan, zag hij zich tegen zijn zin door den prins van Oranje tot schepen benoemd, en hij ontdeed zich zoo spoedig mogelijk van die betrekking. In 1581 werd hij gewoon hoogleeraar aan de universiteit te Leiden, en zoowel Willem I als later Maurits bedienden zich van zijn raad.

Hij was mede de opsteller van het advies der geneeskundige faculteit, waarin de waterproef ter ontdekking van tooverij afgekeurd werd. Hij overleed te Leiden den 11den Augustus 1601. Hij werd om geleerdheid en karakter uitbundig geprezen, en schreef: „De natura et praesagio horrendi cometae, qui anno 1577 orbem terrarum terruit,” — „D. Thomae Aquinatis secreta alchimiae magnalia de corporibus supercaelestibus etc. (1579)”, — „Praxis medicinae nova ratio etc. (1567, 4de druk 1650)”, — „Institutiones medicinae (1592, en later bij herhaling)”, — „De studio medicinae bene instituendó (1645, 2de druk 1651)”,— „De morbis qui in singulis partibus humani capitis insidere consueverunt etc. (1594, 2de druk 1609)”, — uitgaven der geschriften van Hippocrates, — „De febribus liber (1598)”, — „De pesteliber (1600)”, — „De morbis oculorum, aurium, nasi, dentium, et oris etc. (1602)”, — „De gravissimis morbis midierum etc. (1607)”, — „De morbis ventriculi liber (1608)”, — en „Notae, observationes et remedia secreta”. De meeste van deze werken vindt men in zijne „Opera ommia (1600 folio; 2de druk 1658 folio)”.

Otto van Heurne, desgelijks een verdienstelijk Nederlandseh geneeskundige en den zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Utrecht den 8sten September 1577, studeerde reeds op 15-jarigen leeftijd te Leiden eerst in de wijsbegeerte, daarna in de geneeskunde, ontving er in 1599 de waardigheid van meester in de vrije kunsten, zag er zich benoemd in 1600 tot hoogleeraar in de redeneerkunde, promoveerde een jaar later in de geneeskunde, en ontving kort na het overlijden van zijn vader eene aanstelling tot buitengewoon, en in 1611 eene tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden, terwijl men hem 7 jaar later tevens het onderwijs opdroeg in de ontleedkunde. Hij overleed den 14den Julij 1652. Van zijne geschriften noemen wij: het gedicht „In discessum Jacobi Dyckii, legati Sueciae apud Foederatos Ordines, quum Sueciam peteret (1697)”, — „Babylonica, Indica, Aegyptia etc. philosophiae promodia (1600)”, — „Johannis Fernelii universa medicina etc. (1656, 2de druk 1679)”, — en „Epistolae ad Johannem Meursium”, welke echter niet gedrukt zijn.

< >