Hemelaers (Jan) of Johannes Hemelarius, geboren te ’s Hage in 1580, werd door zijne ouders in de Hervormde leer opgevoed, doch begaf zich later tot de R. Katholieke Kerk, studeerde te Leuven, en reisde vervolgens naar Italië, waar hij te Rome gedurende 6 jaar zijn verblijf hield ten huize van Bartolommeo Cesi, aartsbisschop van Conza. Deze stelde hem in de gelegenheid om paus Clemens VIII na het 10-jarig bekleeden der pauselijke waardigheid geluk te wenschen. Clemens was met de redevoering van Hemelaers zóó ingenomen, dat hij hem de keus liet tusschen de betrekking van bibliothecaris van het Vaticaan en eene rijke praebende, waarna hij zich vergenoegde met een kanunnikaat te Antwerpen.
Hier vestigde hij zich in 1607 en overleed er den 6den November 1655. Van zijne geschriften vermelden wij: „Gratulatio in inaugurationem R. D. Christiani Michaelii etc. (1613)”, — „Imperatorum Romanorum, a Julio Caesare ad Heraclium usque, numismata aurea etc. (1614 en later bij herhaling)”, — „Paraeneticon Angeli custodis ad Hugonem Grotium super ejus carcere (1621)”, — „Oratio in funere admodum illustris et reverendissimi domini D. Joannis Malderi etc. (1632)”, — en „De sacra antiquitate Beatae Mariae in monte Carmelo tractatus duo etc. (1620)”. Zijne aanteekeningen op de 5 boeken van Hegesippus over de Joodsche oorlogen zijn niet in het licht verschenen.