Harnas noemt men in het algemeen de geheele wapenrusting, welke in de middeneeuwen diende om het ligchaam tegen vijandelijke wapens te beveiligen. Helm en halsberg , arm- en beenstukken, benevens de ijzeren handschoenen, worden alzoo tot het harnas gerekend. In meer beperkten zin was het harnas de borst- en rugbekleeding. Deze bestond aanvankelijk uit dierenhuiden, bedekt met schubben van hard hout, paardenhoeven of metaal.
Van zulk een bekleedsel, dat later door de geringste krijgsknechten gedragen werd, is het woord schubbejak afkomstig. Voorts had men pantser- of maliehemden van ijzeren ringen, en eindelijk gebruikte men daartoe geheele platen. De kunst, om harnassen te smeden en rijk te versieren, bereikte in de middeneeuwen een hoogen trap van volkomenheid. De harnassen uit Milaan werden voor de beste gehouden. Ook na de invoering der vuurwapenen hield men het harnas nog lang in gebruik, en eerst na de afschaffing der pieken werd het afgelegd door het voetvolk, terwijl het nog behouden bleef bij de kurassiers.