Onder dezen naam vermelden wij:
Anton Graff, een beroemd portretschilder. Hij werd geboren in 1736 te Winterthur in Zwitserland, genoot onderwijs van Schellenberg, begaf zich in 1756 naar Augsburg, en zag zich daarna geplaatst bij den hofschilder Schneider in Ansbach, waar hij gedurende een jaar het portret van Frederik de Groote, Koning van Pruissen copiëerde en daarenboven menigvuldige gelegenheid had om zich in de kunst te volmaken. Weldra werd hij hofschilder en lid der Académie te Dresden en onderscheidde zich door eene verbazende werkzaamheid. Hij schilderde eene menigte portretten van beroemde en geleerde mannen, en leverde, volgens zijne eigene aanteekeningen, 1655 schilderstukken, 822 teekeningen en eenige landschappen in olieverw. Hij wist het eigenaardige in elks gelaat te doen uitkomen, en de voornaamste graveurs hebben zijne portretten in plaat gebragt. Hij was lid van de Academiën te Weenen en te München, en overleed in 1813. — Zijn zoon Karl Anton, geboren te Dresden in 1774 en aldaar gestorven den 9den Maart 1832, was een verdienstelijk landschapschilder.
Eberhardt Gottlieb Graff, een verdienstelijk Duitsch taalkundige. Hij werd geboren den 10den Maart 1780 te Elbing in Pruissen, studeerde te Königsberg, was eerst onderwijzer te Jenkau, later aan het gymnasium te Elbing, en werd in 1810 „Regierungsund Schulrath” te Marienwerder, daarna te Arensberg en vervolgens te Coblenz. Hij schreef: „Die für die Einführung eines erziehenden Unterrichts nothwendige Umwandlung der Schulen (1817, 2de druk 1818)”. In 1824 werd hij hoogleeraar in de Duitsche taal aan de universiteit te Königsberg en schreef: „Ueber die althochdeutschen Präpositionen (1824)”, waarna hij op kosten der regéring eene wetenschappelijke reis deed door Duitschland, Frankrijk, Zwitserland en Italië. In 1830 begaf hij zich naar Berlijn, waar hij, ondersteund door den Kroonprins en door de Académie van Wetenschappen, zich wijdde aan de bewerking van een woordenboek, dat in 1834 onder den titel „Althochdeutscher Sprachschatz” in het licht verscheen en na zijn overlijden — 18 October 1841 — met het 6de deel door Maszmann gesloten werd. Laatstgenoemde voegde er in een zevende deel een alphabetisch register bij. Van de overige geschriften van Graff noemen wij nog: „Theorie der schwachen Declination (1836)”.