Gozlan (Lèon), een Fransch romanschrijver en tooneeldichter, geboren te Marseille den 21sten September 1806, zag zich door de rampspoeden zijns vaders beroofd van het uitmuntend onderwijs, hetwelk hij aanvankelijk genoot, en ging op 18-jarigen leeftijd eerst naar Algérië en vervolgens naar de Senegal, om er koophandel te drijven.
Bij zijne terugkomst te Marseille zag hij er zich als leeraar geplaatst aan een gymnasium, waar hij zich beijverde, het gebrekkige in zijne opleiding aan te vullen. In 1828 vertrok hij naar Parijs met het handschrift zijner gedichten. Om zich van het noodige te voorzien, trad hij in dienst bij een boekhandelaar, en door bemiddeling van zijn begunstiger Méry werden de eerste voortbrengselen zijner pen opgenomen in het dagblad „L’incorruptible”. Daarna kwam hij in betrekking met den „Figaro” en den „Corsaire”, en hij begon novellen te schrijven voor het feuilleton.
Allengs wijdde hij zich geheel en al aan dezen tak der letterkunde en schreef: „Le notaire de Chantilly (1836)”, — „Les Méandres (1837)”, — „Le medécin du Pecq (1839)” — „Aristide Froissard (1843)”, — „Les châteaux de France (1844, 4 dln)”, enz. In de jaren 1848-1850 verdubbelde hij zijne werkzaamheid; toen verschenen: „Le dragon rouge”, — „Les nuits du Père Lachaise”, — „Histoire de 130 Femmes”, — „La Comtesse de Brennes”, — „La famille Lambert”, enz.
Daarenboven dichtte hij onderscheidene drama’s en vaudevilles, zoo als: „La main droite et la main gauche (1842)”, — „Le lion empaillé”, — „Une tempête dans un verre d’eau” — „Un cheveu blond”, — „Le gâteau des reines”, — en „La famille Lambert”. Zijn schrijftrant is geestig, maar sterk op het effect berekend. Hij overleed te Parijs den 14den September 1866.