Göze (Johann Melchior) of Goeze, een strijdlustig godgeleerde der voorgaande eeuw, geboren te Halberstadt den 16den October 1717, studeerde te Jena en te Halle, en was achtervolgens predikant te Aschersleben, Magdeburg en Hamburg, alwaar hij den 19den Mei 1786 overleed.
Hij was een ijverig voorvechter der orthodoxie, doch zijne leerredenen en strijdschriften zijn teregt in vergetelheid geraakt, terwijl zijn „Versuch einer Historie der gedrückten niedersächsischen Bibeln vom Jahre 1470-1621 (1775)” nog altijd merkwaardig is.
Zijn broeder August Ephraïm, geboren te Halberstadt den 28sten Mei 1731, en overleden als hofdiaconus te Quedlinburg den 27sten Junij 1793, wijdde zich op gevorderden leeftijd aan de beoefening der natuurlijke historie, vooral met hulp van den microscoop, en schreef onder anderen: „Versuch einer Naturgeschichte der Eingeweidewürmer thierischer Körper (1782)” met een „Nachtrag (1800)”, — alsmede „Nützliches Allerlei (1785-1788, 6 dln)”, — en „Natur, Menschenleben und Vorzehung (1789-1792, 6 dln)”.