Goujon (Jean), de beroemdste Fransche beeldhouwer der 16de eeuw, was van 1555 tot 1562 te Parijs werkzaam aan het Louvre, maar de tijd en de plaats zijner geboorte vinden wij niet vermeld.
Hij had voorzeker in Italië zijne opleiding ontvangen, want zijn stijl komt in vele opzigten met den Florentijnschen overeen en zijne ontwerpen zweemen naar de schetsen van Primaticcio en Bronzino. Hij was echter geen slaafsch navolger, maar wist een eigenaardigen stijl te scheppen. Zijne figuren zijn bevallig en verheven bij de meest verschillende standen. Hoewel hij zich met betrekking tot het gewaad van den antieken stijl verwijdert, weet hij het op eene zeer smaakvolle wijze te plooijen, en de kunstenaar onderscheidde zich verder door eene keurige behandeling van den beitel, al zou men ook minder gemanierdheid en meer eenvoudigheid wenschelijk achten.
Prachtig zijn in de zaal der Honderd Zwitsers in het Louvre zijne 4 caryatiden, welke er de tribune der muziekanten dragen. Voorts vindt men er het marmeren standbeeld der rustende Diana, drie reliéfs van de Fontaine des Innocents, — zeenymphen, liefdegoden, op dolfijnen gezeten, enz. Naar zijne kunstgewrochten zijn in 1844 door Reveil 90 platen gegraveerd. Sommigen meenen, dat Goujon in den morgen na den St. Bartholomaeusnacht (1572) is doodgeschoten.