Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Glimwormen

betekenis & definitie

Glimwormen noemt men zoodanige insecten, die in het donker licht geven. Door deze eigenschap onderscheidt zich vooral de groep der lichtkevers (Lampyrida), welke in Amerika verschilende en groote soorten telt. Zij onderscheidt zich door een lang en plat ligchaam, een klein hoofd, hetwelk door den vooruitstekenden rand van het borststuk bedekt wordt, door digtbijeenstaande, draad-, kam- of zaagvormige sprieten, en door de eigenschap, dat mannetjes en wijfjes beiden licht verspreiden, terwijl zij van dierlijke zelfstandigheden leven.

In ons Vaderland heeft men 3 soorten van glimwormen, namelijk Lampyris noctiluca L, en splendidula, wier wijfjes geene vleugels of dekschilden bezitten, zoodat zij veel op maskers gelijken, — en Lampyris hemiptera, wier mannetjes en wijfjes zeer korte dekschilden hebben. In Junij en Julij ziet men de wijfjes des nachts als tintelende vonkjes in het gras liggen en de schitterende mannetjes rondzweven om ze te zoeken. Het licht komt voort van de onderzijde der laatste geledingen. Eene geelachtig-witte, phosphorescérende zelfstandigheid is in 2 zakjes onder die geledingen gelegen en bestaat uit doorzigtige cellen met talrijke lichtbuisjes.

De oorzaak van dat lichtgevend vermogen is nog niet voldoende opgehelderd. Legt men die zakjes onder water, dan blijven zij nog wel 2 etmaal glinsteren. —Voorts zijn er nog andere kever-geslachten, die een flaauw schijnsel geven. In de keerkringslanden van Amerika leven vele soorten van springkevers (Elater), die op het borstschild 2 licht gekleurde strepen dragen, die des nachts een zeer helder licht geven. Vooral is de cucujo (E. noctilucus) beroemd, die er in den regentijd bij duizendtallen rondfladdert. Vrouwen en kinderen versieren zich op Cuba en in Mexico met deze levend aan elkaâr gesnoerde, glansrijke kevers.

De Surinaamsche lantaarndrager geeft geen licht, en het licht van de vuurpissebed (Scolopendra electrica) en van sommige rupsen wordt zelden opgemerkt, en is dan nog altijd zeer flaauw. De natuurlijke geschiedenis der glimwormen is vooral uitvoerig behandeld door de Geer in zijne „Mémoires pour servir à l’histoire des insectes.”

< >