Gevolgschap of dienstgevolgschap is eene eigenaardige instelling der Germaansche oudheid. Men gaf dien naam aan een vrijwillig verbond van beproefde krijgslieden of aankomende jongelingen, om een ervarenen en dapperen go-graaf of hertog bij al zijne ondernemingen getrouw ter zijde te staan. Het toetreden tot zoodanig verbond wierp geenerlei smet op de eer of de vrijheid, zoodat zelfs de zonen van aanzienlijke geslachten daartoe besloten. In den slag streed het gevolgschap onder zijn opperhoofd, en zonder dezen terug te keeren was eene onuitwischbare schande.
Zelfs in vredestijd verhoogde het getal en de dapperheid der dienstmannen het aanzien van het opperhoofd. Daarentegen ontvingen zij van hunnen aanvoerder hun onderhoud, hunne wapens, een aandeel in den buit en tevens geschenken. Was het den vorst niet mogelijk, in tijd van vrede een groot aantal dienstmannen te onderhouden, of verdroot aan deze de eentoonige rust, dan vervoegden zij zich ook wel bij andere vorsten, die juist in oorlog gewikkeld waren. Men verwarre echter zulke gevolgschappen niet met de vaak talrijke krijgsbenden, die zich als vrijwilligers onder de banier van een ondernemenden aanvoerder plaatsten, zooals de 15000 man, die met Ariovistus naar Gallië togen. Ook in latere koningrijken, na den val van het Romeinsche rijk gesticht, ontstonden gevolgschappen.
De mannen dezer vereenigingen droegen den naam van antrustiones en waren door een eed van trouw aan den koning verbonden. Zij vormden in vredestijd zijn hofstoet en in den oorlog zijne lijfwacht, — voorts bekleedden zij de hoogste ambten en waardigheden en genoten, behalve de koninklijke bescherming (trustis dominiea), belangrijke voordeelen. Voorts werd aan ondergeschikte vorsten het regt verleend, om een gevolgschap te vormen, mits zij daarmede in oorlogstijd hun souverein te hulp kwamen. Het bestaan van zulke gevolgschappen, op trouw en aanhankelijkheid gevestigd, bleef nog lang in de herinnering bewaard en wij vinden het in de heldendichten der Germaansche oudheid — van den „Beowulf” tot aan het „Nibelungenlied” — verheerlijkt. Eindelijk werden zij door het zelfzuchtige leenstelsel vervangen.