Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geiger

betekenis & definitie

Geiger (Abraham), een uitstekend Israëlietisch geleerde, geboren te Frankfort aan de Main den 24sten Mei 1810, ontving aanvankelijk onderwijs van zijn vader, kwam eerst met zijn 11de jaar op eene school en begaf zich in 1829 naar de universiteit te Heidelberg en vervolgens naar die te Bonn, waar hij zich met ijver toelegde op de wijsbegeerte en op de Oostersche talen, terwijl hij tevens zijn antwoord bekroond zag op de academische prijsvraag: „Wat heeft Mohammed ontleend aan de gewijde schriften der Israëlieten V” In 1832 zag hij zich geplaatst als rabbijn te Wieszbaden, en in 1835 deed hij met anderen het „Zeitschrift für jüdische Theologie” in het licht verschijnen, dat weldra het misnoegen wekte der behoudende partij. In 1838 ging Geiger als rabbijn naar Breslau, waar hij desgelijks aan heftige aanvallen was blootgesteld. Om aan zijne denkbeelden ingang te verschaffen, gaf hij den eersten stoot tot het houden van vergaderingen van rabbijnen, welke vervolgens te Brunswijk, te Frankfort aan de Main en te Breslau werden belegd. Bij de tweede was hij als ondervoorzitter en bij de derde als voorzitter werkzaam.

Hij behoorde intusschen niet tot hen, die geheel en al met het verleden wilden breken; daarom wees hij in 1846 en 1860 het beroep van leeraar bij de hervormingsvereeniging te Berlijn van de hand. In 1863 echter gaf hij gevolg aan zijne benoeming tot rabbijn in zijne geboortestad, waar hij vervolgens ijverig werkzaam bleef. Behalve leerredenen, gelegenheidsschriften en talrijke bijdragen in reeds genoemd tijdschrift, leverde hij eenige uitstekende geschied- en letterkundige monographieën, zooals van Joseph Salomo del Medigo, — over de Noord-Fransche exegetenschool enz., — voorts eene vertaling, getiteld: „Divan des Castiliers Abu Hassan Juda ha-Levi (1851)”, — en „Jüdische Dichtungen der spanischen und italienischen Schule (1858)”. Ook schreef hij: „Urschrift und Uebersetzungen der Bibel in ihrer Abhängigkeit von der innern Entwickelung des Judenthums (1857)", — en „Das Jüdenthum und seine Geschichte (1864 enz.)”. Hij heeft belangrijke bijdragen geleverd in het „ Zeitschrift der Deutschen Morgenländischen Gesellschaft”, — en zelf redigeert hij sedert 1862 liet „Jüdische Zeitschrift tur Wissenschaft und Leben”.

< >