Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geijer

betekenis & definitie

Geijer (Erik Gustav), een verdienstelijk Zweedsch geschiedschrijver, geboren den 12den Jannarij 1783 te Ransütor in Wermland, studeerde te Upsala en behaalde reeds als student den grooten prijs der Zweedsche Académie door zijne lofrede op Sten Sture. Nadat hij in 1809 eene reis naar Engeland volbragt had, werd hij in 1810 leeraar in de geschiedenis te Upsala en ontving kort daarna eene betrekking bij het rijksarchief te Stockholm. Hier stichtte hij het „Gothisch Verbond” en plaatste onderscheidene proza-stukken en gedichten in „Iduna”, het tijdschrift dier Vereeniging. Tevens gaf hij zijn „Försök till Psalmer (1812)” in het licht, van welke onderscheidene in de gezangboeken in Zweden zijn opgenomen.

In 1815 keerde hij als buitengewoon adjunct terug naar Upsala en werd in 1817 hoogleeraar in de geschiedenis. Zijne voorlezingen vonden grooten bijval, en meermalen ontving hij de warme hulde der studenten. Als afgevaardigde der Académie woonde hij in 1828—1830 en in 1840—1841 den Rijksdag bij, en behoorde beide malen tot de commissie, belast met het ontwerpen eener constitutie. Wegens ziekte legde hij in 1846 zijn hoogleeraarsambt neder en begaf zich naar Stockholm, waar hij den 23sten April 1847 overleed. Van zijne geschriften noemen wij: Svea rikets hiifder (eerste deel 1825)”, — „Svenska folkets historia (1832—1836, dl 1—3)”, — „Teckning af Sveriges tillstand och af de förnümste handlande personerne fran Carl XII’s död till Könung Gustav III ’s antrade till regeringen (1838,3 dln)”. Met anderen heeft hij vele bronnen voor de Zweedsche geschiedenis aan het licht gebragt, en een door hem geredigeerd „Litteraturbladet” werd algemeen gelezen. Voorts was hij componist, en hij heeft bij onderscheidene van zijne liederen ook de melodieën geleverd.

< >